Gepubliceerd op: vrijdag 19 maart 2021

ES: Lucebert – zorg

 

mijn god is gestorven
wie zal mij verlossen

de kikkers kwaken
de klokken tikken

 

-uit de afdeling Japanse epigrammen van de bundel Val voor vliegengod (1959)-

 

Het sonnet bestaat als dichtvorm al ettelijke eeuwen. In het verloop van de tijd zijn diverse varianten ontstaan. De afgelopen pak-em-beet vier eeuwen zijn we het met zijn allen over een ding hartgrondig eens: een sonnet is een gedicht van 14 versregels. Zoals Wikipedia het uitdrukt: Tegenwoordig verstaan we onder een sonnet alleen gedichten die bestaan uit precies veertien versregels en voldoen aan bepaalde specifieke vormeisen wat betreft strofe-indeling, rijm en metrum. Waarmee we zonder veel inspanning tot de conclusie komen dat bovenstaand gedichtje volgens de heersende opvatting geen sonnet is.

Hoe kort de exploratie ook mocht zijn waarmee we hebben vastgesteld dat het gedicht geen sonnet is, toch zijn we enkele belangrijke elementaire begrippen tegengekomen. Zoals gedicht, strofe, en versregel. Een gedicht bestaat doorgaans uit een of meerdere strofen. Een strofe bestaat uit een of meerdere versregels. En een versregel bestaat doorgaans uit een of meerdere woorden.
Met deze achtergrondkennis keren we terug naar het sonnet. In het reeds geciteerde artikel op Wikipedia lezen we tevens:

In het oorspronkelijke Italiaanse sonnet, ook wel Petrarca-sonnet genoemd (naar de 14e-eeuwse dichter Francesco Petrarca), zijn de veertien regels verdeeld over vier strofen. De eerste twee strofen bestaan uit vier regels, de kwatrijnen. Samen heten deze strofen het octaaf. De laatste twee strofen hebben elk drie regels, de terzinen genoemd. Een terzine als onderdeel van een sonnet wordt echter een terzet genoemd. Deze twee drieregelige strofen heten samen het sextet.

Een Petrarca-sonnet bestaat dus uit vier strofen: 2 strofen van elk 4 versregels gevolgd door 2 strofen van elk 3 versregels. Degenen onder u die niet heel jong meer zijn, hebben dat ongetwijfeld vroeger op de middelbare school geleerd.

Hier nu kunnen we een interessante parallel trekken met bovenstaand gedicht. Waar een Petrarca-sonnet uit 4 strofen bestaat, bestaat het gedicht uit 4 versregels. Waar de eerste 2 strofen van het Petrarca-sonnet uit 4 versregels bestaan, zo bestaan de eerste 2 versregels van het gedicht uit 4 woorden. Waar de laatste 2 strofen van het Petrarca-sonnet uit 3 versregels bestaan, zo bestaan de laatste 2 versregels van het gedicht uit 3 woorden.
Het gedicht vertoont dus een vergelijkbare structuur als het Petrarca-sonnet, maar dan op de compositorische lijn strofe-versregel-woord naar rechts verschoven d.w.z. naar kleinere eenheden. We zouden het daarom een gecomprimeerd sonnet kunnen noemen.

Het gedicht respecteert zelfs de octaaf-sextet indeling van het Petrarca-sonnet met zijn verdeling in 2 strofen. Die tweedeling is in het traditionele denken over het sonnet erg belangrijk, omdat er ook een inhoudelijk kenmerk mee geassocieerd wordt. In goed Nederlands switch ik hier even naar de Engelstalige Wikipedia, omdat die dit aspect duidelijker uitlegt:

The structure of a typical Italian sonnet of the time included two parts that together formed a compact form of “argument”. First, the octave forms the “proposition”, which describes a “problem” or “question”, followed by a sestet (two tercets) which proposes a “resolution”. Typically, the ninth line initiates what is called the “turn”, or “volta”, which signals the move from proposition to resolution. Even in sonnets that don’t strictly follow the problem/resolution structure, the ninth line still often marks a “turn” by signaling a change in the tone, mood, or stance of the poem.

Het gedicht volgt nauwgezet deze propositie-resolutie opzet. De eerste strofe poneert duidelijk een probleem en bijbehorende vraag (en vraagt zelfs letterlijk om verlossing). De tweede strofe biedt de oplossing. Een stuk minder duidelijk – ik ben de eerste die dat toegeeft. Hier zou een dieper inhoudelijke beschouwing uitkomst kunnen geven door te interpreteren op welke manieren de twee laatste versregels allemaal een resolutie kunnen bieden. In vervolgbeschouwingen binnen deze reeks gaat dat ongetwijfeld gebeuren. Laat ik het hier oppervlakkiger houden en stellen dat juist die mogelijkheid tot meerdere interpretaties de oplossing is: het hoeft nu allemaal niet meer van ‘god’ te komen.

Er valt dus wel iets voor te zeggen om bovenstaand gedichtje een sonnet te noemen, ondanks dat het niet uit 14 versregels bestaat. Maar hoe belangrijk is die 14-regels-regel t.o.v. de andere kenmerken van een sonnet? Is het een noodzakelijke voorwaarde voor een sonnet? Een voldoende voorwaarde lijkt het in ieder geval niet te zijn. Dit beroemde gedicht van Werkman heeft 14 regels, maar ik ken niemand die het een sonnet zal noemen.
Het gedichtje hierboven heeft maar 4 versregels en is daarmee te klein om een sonnet te zijn. Maar het heeft evenveel woorden als het ‘sonnet’ van Lucebert, en gerekend in lettergrepen is het groter.
Of u nu vindt dat bovenstaand gedicht een sonnet is, een gecomprimeerd sonnet, of helemaal geen sonnet: het is duidelijk dat het speelt met de sonnetstructuur en -traditie. En daarom is het interessant dit gedichtje te behandelen in onze serie Extreme sonnetten. Als grensgeval misschien net binnen het domein van het sonnet. Of misschien juist net erbuiten.

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.