Gepubliceerd op: zondag 21 maart 2021

Delphine Lecompte – De fanfare van woede en lust

 

De analfabetische jongenshoer probeert kaarsen, steunkousen, oogbollen,
En foto’s van dode worstelaars te verkopen aan onverschillige voorbijgangers
We staan op de dijk en we zijn in alle opzichten mislukt
Vroeger vierde ik de mislukking met drank, nu kijk ik brutaal naar het kruis
Van de naargeestige bontmagnaat, hij draagt nooit bont en hij eet altijd zoethout
Zijn broer was onze turnleraar: geniepig, afwezig, schimmig, grimmig, gelyncht
Hij flirtte enkel met de kinderen die bang van hem waren
Op een nacht naast een duikboot werd hij een kopje kleiner gemaakt
Door de vuisten van het dorp: de zadelmaker, de touwslager, de sponzenverkoper,
En de onderpastoor, Benedict en ik zagen alles en we dachten dat het slapstick was.

We dachten dat het een toneelstuk was tot Benedict een echte maag en een echt hart zag
Hij wilde een lankmoedige plattelandsdokter worden, maar hij werd een morbide leeuwentemmer
Het kruis van de naargeestige bontmagnaat reageert niet op mijn blik
Ik trek velletjes van mijn onderlip en herinner me de onstuimige clochard
Die me onderwees in zwarte magie, allesbehalve een bedrieger
Ik werd krachtig en veranderde hem in een welgestelde surrealistische kunstenaar
Met Irakees bloed, hij had een fijn leven vanaf dan; jonge ontredderde vrouwen
Boden hem hun jeugd en ontreddering aan, ze bleven eeuwig jong
Maar ze verloren hun ontreddering en ze stichtten een commune
Met als grote Irakese leider de surrealistische kunstenaar wiens vulgaire collages ik haatte.

Nu kan ik niet meer toveren
Ik ben te oud, te chagrijnig, te eelterig, te ontmoedigd
De mystieke chrysantenkweker en de cynische fazantenjager komen voorbij
Ze praten uitbundig over een Polynesisch eiland waar ze urine hebben gedronken
En de liefde hebben bedreven met drie fascistische dwergen en vier kerngezonde
Buiksprekers, de urine moest gedronken worden om sterk te worden
Maar het bedrijven van de liefde deed het effect teniet
Noem het seks en aanschouw de verwoesting
De mystieke chrysantenkweker draagt een koffer vol bijbels, opwindsprinkhanen,
Bedrieglijke kompassen, luizenshampoo, en aquavit.

De cynische fazantenjager speelt nerveus met een masker
Van een hoerig gemaakte eekhoorn, vreemd dat het een goed idee leek
In de werkplaats van de maskermaker om de eekhoorn fuchsia lippen
En purperen klauwtjes te geven, het elastiek breekt en ik krijg een ijsje
Van de bedeesde zeepzieder: mokka en banaan
Het is mijn eerste ijsje sinds ik een kind verloor
De bedeesde zeepzieder zegt: ‘Ik heb weken getwijfeld:
Delphine vermoorden met een knijptang of haar trakteren op een ijsje.
Het is het ijsje geworden, ik krijg vast spijt.’

Ik zeg laconiek: ‘Er komen nog genoeg kansen om me te vermoorden,
Maar een knijptang zou ik niet eens herkennen. Gebruik een episch wapen:
Een harpoen of een assegaai. Of blauweregen.’
De bedeesde zeepzieder verdwijnt en het ijsje verdwijnt ook
Het was verrukkelijk ondanks de associatie met mijn gewelddadige dood
De analfabetische jongenshoer wijst naar een onderwaterlasser
En een scheepshersteller die vechten om een loensend majorettemeisje met honingdaswangen
De melancholische baggeraar lokt haar weg met een teckel en een abrikozentaart.

Ik wil ook een loensend majorettemeisje met honingdaswangen zijn
Ik denk opnieuw aan Benedict de mislukte circusartiest
Hij lachte dwangmatig omdat zijn vader altijd maar naar jungles trok
Om akelige duizendpoten in bokalen te proppen
Zijn moeder at uitsluitend havermoutpap en ze citeerde met haar mond
Vol beige smurrie Ezechiël, toen verging het lachen Benedict
Hij had waterschildpadden en vanuit zijn slaapkamer konden we de ezeldrijvervrouw
En haar minnaars bespieden, wat ze naakt uitstaken met citroentaarten en diepvrieskreeften
Was eerst opzienbarend, maar algauw begonnen we te geeuwen
En keerden we terug naar Klein Duimpje en de mythen van de Noordelijkste Indianen.

Plots is de analfabetische jongenshoer weg
Zijn gestolen goederen heeft hij provocerend achtergelaten
Ik verander de kaarsen in opgezette stokstaartjes,
De steunkousen in vogelverschrikkers,
De oogbollen in stro voor konijnenkooien,
En de foto’s van dode worstelaars in overlijdensberichten van ondergewaardeerde goochelaars
Wie denkt dat ik mijn magie kwijt ben mag tegenover me komen staan, en beven
Beef!

De zon gaat onder en de ontslagen kraanmachinist vraagt
Of ik mee wil gaan naar de cinema
De film is ingewikkeld omdat iedereen een spion is
Niet een keer maar twee keer, soms zelfs drie keer
Ik val in slaap en droom dat mijn kind zes wordt en verdrinkt in bad
Maar eerst hadden we dus die zes idyllische jaren
Ik nam hem mee naar een museum en hij was de enige mens
Die huilde toen een verwarde struisvogelkweker Het Laatste Oordeel van Bosch
Te lijf ging met een kachelpook, een mondharmonica, en een kaasstolp.

Over de auteur

Delphine Lecompte