Gepubliceerd op: maandag 15 februari 2021

EI 257: K. Michel – Goeie fouten

 

Strand. De zon scheen en ik probeerde mijn schaduw
te betrappen, lukte niet — wat wil je: drie — maar zo
kwam ik wel bij een ijscokar, later bij oude bunkers
schommels, meisjes, scooters, de hele kermis rond.
Het maken van goeie fouten. Rode draad en roeping.
Zelfexpressie begint met op je duim slaan, toch.
Toonladders. Les voor het leven. Research loont.
Soms moet je de weerstand van de wereld testen
door een vaas om te duwen. De term overreactie
kende ik toen niet, anders had ik dat luid gespeld
tegen mijn rood aangelopen ouders. ‘Niet leuk.’
Nee, nooit leuk doen. Recht vooruit. Blik op de bal.
Scherven lezen. Ja, wat je heel noemt is relatief.
Neem nu glas, of water in de vorm van een ijsberg
de berg smelt, verdampt en wordt een wolk.
De wind ruimt naar het westen. Ik sta op het strand
en zie in de wolk de neus van Pinokkio. Voorwaarts.
Met kruimels is niks mis. Hoe zoek je anders je weg.
Volgens Anne vind je daar waar niemand iets deelt
nergens kruimels. Rijke wereld, cleane wereld. Leuk?
Iedere eerste maandag van de maand als het luchtalarm
wordt getest, drommen in Artis de wolven samen
en huilen met de sirene mee, hun koppen bij elkaar,
zelf gezien, midden in de stad de roep van het open veld.
Bergkloof. De avond viel en ik probeerde onze positie
te bepalen. Zie je die twinkelende warme lichtjes?
Ja, wat is daarmee? Volgens de kaart en het kompas
bevinden wij ons nu — ik wees — bij dat dorpje ginds.
Nee, niet leuk doen, gewoon je slagschaduw volgen
en nooit wanhopen. Leuk ligt in het kanton Wallis
in het dal van de Rhône. Leuk telt 3.724 inwoners.
Bezienswaardig zijn Schloss Leuk, Rathaus Leuk
en het knekelhuis onder de Sankt Stephanskirche.

 
____
Wat is een goede fout? En hoe maak je een goede fout? Of om met K. Michel te spreken, een ‘goeie’ fout? Is een goeie fout iets anders dan een goede fout? De d wordt een i, in de uitspraak een j, het maakt zo’n fout tot iets alledaags. Alsof we iedere dag wel ‘goeie fouten’ maken. Wat misschien ook zo is, maar wat is het moment waarop we doorkrijgen dat een domme fout een goede fout is?
Meestal pas als we dagen of weken later inzien dat die domme fout toch ook iets nuttigs of zinvols heeft opgeleverd, een onverwacht voordeel. We hebben er iets van geleerd, althans dat denken we. Tot we diezelfde fout nog een keer maken, wat ongetwijfeld gebeurt, en is het dan opeens een slechte fout?

Michel noemt het maken van goede fouten: ‘Rode draad en roeping.’ Wij denken er ‘in mijn leven’ achter. Volgt een lijst van fouten die iets hebben opgeleverd, wat dat ‘iets’ ook moge zijn, fouten die de dichter gemaakt hebben tot wie hij nu is. Het begint met een poging om op zijn schaduw te trappen, wat moeilijker was dan gedacht, ‘wat wil je: drie’ voegt Michel er nuchter aan toe, en dan: ‘maar zo/ kwam ik wel bij een ijscokar, later bij de oude bunkers/ schommels, meisjes, scooters, de hele kermis rond.’
We zien het direct voor ons, die bunkers en die schommels, maar waar verwijst woordje ‘zo’ naar? Bleef de ik-figuur in dit gedicht zijn hele jeugd lang proberen om op zijn schaduw te trappen? Was hij vanaf zijn derde jaar zo boos over het mislukken van zijn poging dat hij er niet meer mee kon ophouden? Of had hij al snel door dat het najagen van het onmogelijke toch ook voordelen met zich meebracht? Zolang je maar achter je schaduw aanrent, kom je nog eens ergens, bij scooters en meisjes.

‘Scherven lezen’, noemt Michel dit en het is een begrip dat in de bundel meermaals opduikt. Het hier besproken gedicht staat op een linkerpagina, rechts lezen we een gedicht met de verwante titel Hink stap stop start. In dat gedicht komt de Japanse term kintsugi voor, de Japanse kunst van het repareren van gebroken keramiek met goud- of zilverkleurige lak. Verderop in de bundel staat zelfs een reeks die Kintsugi heet, bestaande uit negen korte gedichten, of misschien moeten we scherven zeggen of fragmenten, waarbij de lezer al lezend zelf een laagje goudkleurige lak op de breuklijnen mag aanbrengen.
Scherven hebben meer te vertellen dan een object dat nog heel is, want ‘wat je heel noemt is relatief.’ Michel illustreert deze stelling met het beeld van een ijsberg: ‘de berg smelt, verdampt en wordt een wolk.’ De stap van scherven lezen naar een smeltende ijsberg is misschien wat groot maar het ertussen geplaatste woord ‘glas’ helpt. Glas kan breken, glas is helder als water en bij water denken we al snel aan regen of ijs, vandaar de ijsberg en de wolk. De vraag is wat je ‘heel’ kan noemen. Is een ijsberg heel? Is een wolk heel?

Terug naar het strand, waar de nu mogelijk volwassen ik-figuur een wolk aanschouwt (de verdampte ijsberg?) en daarin de neus van Pinokkio herkent. Van Pinokkio komen we bij Klein Duimpje die niet bij naam wordt genoemd, maar wel diens kruimels waar volgens de dichter ‘niks mis’ mee is. En dan volgt de raadselachtige zin: ‘Volgens Anne vind je daar waar niemand iets deelt/ nergens kruimels.’
Bij ‘iets delen’ denken we al snel aan Facebook of andere sociale media maar ik vraag me af of dat hier van toepassing is. De zin die volgt, ‘Rijke wereld, cleane wereld’, doet vermoeden dat Michel eerder in de richting van ‘rijkdom delen’ heeft gedacht. Als niemand bereid is om zijn rijkdom te delen, vallen er nergens kruimels. Maar wie deelt zijn rijkdom met wie en voor wie zijn dan die kruimels? Toch niet voor degene met wie de rijkdom wordt gedeeld. Eerder voor een derde partij. Wellicht de dichter die de kruimels opmerkt, opraapt, er een gedicht van maakt.

Naast de scherven is er een ander woord dat in dit gedicht meerdere keren opduikt: het vermaledijde woordje ‘leuk’. Het staat achter de regel over de rijke, cleane wereld, maar dan wel als een zelfstandige zin, met een hoofdletter en een vraagteken erachter, als ging het om een vraag als: “Vind jij dat leuk?” Of misschien: “Vertel eens iets leuks.”
Deze vraag wordt beantwoord met een anekdote over de wolven van Artis. Als op de eerste maandag van de maand het luchtalarm wordt getest, barsten zij gezamenlijk in huilen uit: ‘midden in de stad de roep van het open veld.’
Maar deze wolven zijn niet de enige associatie op het woord ‘leuk’. Via het open veld komen we bij een Zwitserse bergkloof, een vallende avond en twee verdwaalde figuren. Zij zien ‘twinkelende warme lichtjes’, mogelijk de ogen van hongerige wolven, waarna de ik, gewapend met kaart en kompas, tegen de jij zegt dat de lichtjes bij een dorp horen dat de naam ‘Leuk’ draagt. Met een heus ‘Schloss Leuk’ en een ‘Rathaus Leuk’.
Waarschijnlijk heeft de jij-figuur op dat moment ‘Niet leuk’ gezegd, wat we ons nog herinneren van een eerder beschreven jeugdherinnering over het omverduwen van een kostbare vaas. Alleen staat er deze keer ‘Nee’ voor en ‘doen’ achter, wat de suggestie wekt dat de dichter tegen zichzelf praat en in gedachten zijn gezelschap gelijk geeft. Wat je wél moet doen als er wolven dreigen op je pad naar de bewoonde wereld, meldt de goedgehumeurde dichter ook: ‘gewoon je slagschaduw volgen/ en nooit wanhopen.’

Zo krijgen we een kijkje in het hoofd van de dichter, want hoe vreemd de regels soms ook op elkaar lijken te volgen, toch is er altijd een associatief verband. Tegelijk is het een opvallend compact gedicht. Drieëndertig regels zonder witregel, alle regels met nagenoeg een zelfde lengte. Veel klankherhalingen in de vorm van binnenrijm en middenrijm, hoe verdoezeld ook, het gedicht begint met ‘Strand’ en eindigt met ‘Sankt’.
Is dit gedicht een voorbeeld van wat het toont, is het zelf ook een ‘goeie fout’? Het is geen gedicht in de vorm van een vraag, het is geen onderzoek, eerder de illustratie van een levenshouding. Een pleidooi om anders tegen vermeende fouten aan te kijken, om de controle los te laten, om de perfectie van alles wat ‘heel’ is te relativeren. En nee, de voordehand liggende woordspeling om te zeggen dat dit een leuk gedicht is, maak ik niet. Wel is het een goed gedicht, een grappig gedicht, een wijs gedicht.

 

 

& rol door
K. Michel
Uitgeverij AtlasContact
ISBN 9789025458126

 

 

 

 

 

Over de auteur

- is dichter, docent, literator. Hij schreef verschillende dichtbundels waarvan Het wolkenreparatieatelier de meest recente is. Peter Swanborn is een van de vaste docenten van de Poetry Academy van Poetry International en is als literair medewerker verbonden aan de Volkskrant.