Gepubliceerd op: donderdag 11 februari 2021

Delphine Lecompte – De loodgieter van mijn grootmoeder

 

Wanneer er in De Panne bij mijn grootouders mensen over de vloer kwamen, dan kwamen ze voor mijn grootvader. Mijn grootvader was een gulle uitbundige petomaan, een erudiete bruisende kannibaal, een sardonische onweerstaanbare vrouwenverslinder, en een formidabele perverse verhalenverteller.
Hij was het beest en het feest, de beker en de orgie.
Mijn grootmoeder was stug en hypochondrisch, liep rond met een sleutelbos, sloot zichzelf of haar dronken opvliegende echtgenoot op. Ze was vaak te vinden in de kelder waar ze een inventaris maakte van haar abrikozenblikken, lamsbouten, en zeemvellen. En waar ze epische gevechten voerde met de weerbarstige boiler. Er was altijd een probleem met die boiler.

Ik vond de boiler fantastisch: ’s ochtends jeremieerde hij als een woestijnprofeet, ’s middags gonsde hij als een tantaliserende bijenkorf, en ’s avonds ronkte hij als een mechanisch slapende pretparkreus.
In zijn buurt waren altijd mijn favoriete spinnen te vinden: hooiwagens.
Als kind had ik een hooiwagencircus opgericht in een schoendoos (kijkgeld: twintig Belgische frank). Ondanks de ademgaten gingen de hooiwagens altijd snel dood. Later probeerde ik het met lieveheersbeestjes, maar die gingen nog sneller dood.

Maar de boiler dus, ik was gehecht aan de boiler. Een bikkelharde afgod, een dodelijke totempaal.
Ik bad tot hem en ik maakte liedjes over hem en voor hem. Ik legde ’s nachts rapen en bieten en marsepeinen varkens aan zijn voeten om hem te paaien. Ik kuste zijn koude zijkanten en ik drapeerde de kleren die ik niet meer droeg over hem. Ik noemde hem Achilles naar de eerste mythische figuur waar mijn moeder me dromerig en hortend over vertelde in een paarse botsauto.
De graatmagere zandkleurige loodgieter van de Biezenstraat kwam vaak over de vloer om de boiler te repareren. Ik zag meteen dat hij een oogje had op mijn grootmoeder. Dat vond ik vreemd, want mijn grootmoeder was raar: ze droeg buitenissige foulards, gifgroene truien met kralen, afschuwwekkende kettingen gemaakt van jaguartanden, Tiroolse rokken gekregen van haar schoonzus die getrouwd was met een frivole chrysantenkweker en naargeestige taxidermist die flirtte met de Tiroolse zeden en gewoonten, krappe rode muiltjes zonder sokken, een te klein fluwelen hoedje met geknakte struisvogelveren. En bovendien had ze een lange pretentieuze neus en dunne doffe haren.

Ik hoorde ze in de kelder, dat waren niet de geluiden die mijn vereerde boilermonster ooit zou produceren. Ze waren aan het copuleren. Mijn grootmoeder klonk verwijtend en gepijnigd, maar de loodgieter klonk eindelijk krachtdadig en bevrijd. Na de seks deed de loodgieter alsof hij de boiler repareerde met twee tangen zoals de hilarische overwerkte Charlie Chaplin in Modern Times. Dan bestudeerde ik zijn tronie, maar die glansde niet.
De seks zinderde nooit na. Bij mijn grootvader wel; als hij van zijn minnares kwam dan gloeide en glunderde hij als een lynx die onverwacht een bordje drilpudding heeft gekregen van een lankmoedige bediende van een feeëriek pompstation.

Toch raakte ik bijzonder gehecht aan de loodgieter die alle vogels die geen zangvogels waren kon imiteren. Wanneer hij geen schorre vogelimitaties ten beste gaf praatte hij over zijn negen zoons: een zoon met een kunstbeen, een zoon die fagot speelde, een zoon die goochelaar wilde worden, een zoon die geloofde dat het zijn roeping was om vleermuizen te tellen in Honduras, een zoon die hield van vlammen, een zoon die mislukte tandprothesen en geslaagde glazen ogen verzamelde, een zoon die elke eerste dinsdag van de maand zijn armen verminkte met een assegaai, een zoon die verliefd was op een gepensioneerde stierenvechter, en een zoon die een flemerige ezeldrijver had doodgestoken tijdens een wilde carnavalsnacht in Little Odessa.

Tragiek, geweld, succes, ziekte, zelfkastijding, liefde, neuroses, ambities, perversies… voor elk wat wils. Ik wilde zo graag de vleermuiszoon en de assegaaizoon leren kennen, maar dat is er nooit van gekomen.
Het copuleren van de loodgieter met mijn grootmoeder ging voorbij. Wanneer de loodgieter naar de boiler kwam kijken mocht ik meteen mee naar de kelder.
Hij zong liedjes over roekeloze vissers en listige fabeldieren, en hij leerde me Blauwbaard en Repelsteeltje kennen. Zijn vrouw was bedlegerig, bedlegerige Judith. Haar bed had een uitzicht op korzelige hengsten en op een roeispanenhangar waar ook pornofilms werden opgenomen. Pornofilms waarin doden vielen: zowel knaagdieren als lijmverslaafde zwerfkinderen uit Calais of Calcutta.

Op een dag bezweek boiler Achilles. Mijn kleren waren hem fataal geworden; ik had hem versmacht met mijn rituelen, met mijn verering.
Mijn grootvader rukte de boiler uit de grond, de snoeverige krachtpatser. Ik haatte hem die dag.
Ik huilde stilletjes achter de gordijnen. Rouwen om een boiler was zelfs in De Panne verboden, taboe.
De loodgieter bleef komen, voor kleinigheden: een lekkende kraan, een sissende radiator, een verzwakte toiletleiding. Maar de tederheid was weg; hij was zakelijk, kil, pinnig, pragmatisch. Het copuleren hervatte, ik hoorde mijn grootmoeder en de loodgieter frunniken en hijgen in de badkamer. Kort en staand, ik zag alles door het sleutelgat. Na de seks was er steeds een stroef vreugdeloos gesprek over citroentaart en vreemd genoeg ook over de Cheyenne-indianen.

Enkele weken na het overlijden van Achilles werd de loodgieter door een openslaand autoportier van zijn fiets geslingerd. Heel banaal. Hij viel op zijn slaap en stierf ter plekke. Het was vissersvrouw Olga die het autoportier zo roekeloos en onbezonnen had opengeworpen. Ze had wroeging maar niemand vergaf haar, omdat ze niet van hier was. Ze was van Siberië.
Haar hatelijke bekrompen visserman zond haar terug naar het verre poëtische witte wetteloze Rusland.
Ik zwaaide Olga uit op het perron van Adinkerke, en ik hoopte dat ze in de trein verliefd zou worden op een integere goudeerlijke argeloze degenslikker met lange blonde wimpers en join-the-dots sproeten in de vorm van een simpele krekel naast zijn linker neusvleugel.
Hetgeen natuurlijk gebeurde.

Over de auteur

Delphine Lecompte