Gepubliceerd op: zondag 7 februari 2021

Delphine Lecompte – De geitenhoedster en Goliath

 

Achter de hangar waar de blasfemische horlogemaker zijn matrassen
En zijn opgezette reigers bewaart gesel ik mijn schenen met een ijspriem
Zoals de Poolse paus, zoals in de film waar ik te jong voor was, zoals mijn
Fantasie me dicteert, het was mijn grootvader die me op het pad
Van de zelfkastijding plaatste, hij vond dat schriele agressieve meisjes er geschikt voor waren
Ik bloed en dit had ook het bloed van mijn boreling kunnen zijn
Negen maanden in mij, dan kwelend op een geruïneerd tapijt.

De voormalige vrachtwagenchauffeur koopt ondertussen dronken een telescoopvis
En veertien eetbare klompen, alles wat hij doet is een sprookje of een waarschuwingsfabel
Ik verlaat de hangar en zie tussen twee populieren een gedumpte dokterstas liggen
Nee, een gewond zwart hondje
Nee, een melancholische baggeraar bibberend onder een veel te dun deken
Kom mee, ik zal je genezen met mijn openingen en met mijn weetjes over Goliath
Ik neem de melancholische baggeraar mee naar mijn woning.

Hij is niet geïnteresseerd in Goliath, maar hij beweert dat mijn openingen
Ruiken naar zijn grote liefde de gesofisticeerde geitenhoedster
En dat ze smaken naar monsterlijke betonmixers en naar dakpannen
Waarop een afatische Cobraschilder kleine brokjes preitaart morste
Na de seks vraag ik aan de melancholische baggeraar: ‘Welke nobele vormen
Nam de geitenhoedster aan? Ik bedoel: waarom noem je haar altijd maar gesofisticeerd?
Wat deed ze om dat etiket te verdienen? Ik ken niemand die dat etiket verdient.’

‘Ze liet nooit winden en ze las vaak Rilke. Ze las zijn gedichten tussen haar geiten
En haar geiten lieten de bladzijden ongemoeid.’
Ik lach groen, ga naar de keuken en prop een camembertschijf in mijn mond
Ik ben niet boers, ik ben heidens
Ik ben niet jaloers, ik ben aan het lijden
Ik slik en neem een fles rum om mijn slokdarm te spoelen
Maar de kaas blijft plakken en in paniek ren ik mijn woning uit.

Naast de fontein op het marktplein verslindt een ontsnapte circusleeuw mijn Nemesis
Eerst de vlechten en de kuiltjes in haar wangen
Daarna de hoge borsten en de navelpiercing
Tenslotte de uitgesproken schaambeenderen en de veel te propere voeten
Ze kuste mijn ellendige bietenboer in een pyjamawinkel in Helsinki,
Ze kneedde het scrotum van mijn necrofiele tegellegger in de voorraadkast van mijn moeder,
En ze gaf een blowjob aan mijn incestueuze imker in een duikboot in Blankenberge
Maar het ergst van al was haar schetterende vrolijkheid, die was uitsluitend bedoeld
Om mij te krenken.

Ik streel de brave verzadigde leeuw
Ik toon hem de ijspriem die vastzit in mijn schotse en scheve scheenbeen
De leeuw trekt met zijn muil de ijspriem uit mijn been
Nu zijn we samen Excalibur of een heiligenleven
De circusdirecteur verschijnt en zegt: ‘Het is bijna Kerst
En ik wil dat al mijn beesten zich gedragen zoals de os en de ezel
In die fameuze stal lang geleden. Waarom likkebaardt mijn leeuw?’

Ik lach wrang en zeg: ‘Uw leeuw is een edel specimen, een tedere meester.
Mag ik u tutoyeren?’
De circusdirecteur zegt bars en duidelijk: ‘Nee.’
Ik keer terug naar mijn huis, maar mijn huis is afgebrand
De melancholische baggeraar heeft zichzelf in brand gestoken
Met mijn pluchen miereneters en mijn bidons motorolie
Arme kerel, was de seks beter geweest en de geitenhoedster minder gesofisticeerd
Dan was deze brand niet nodig geweest.

Ik ben nu dakloos zoals het hoort
Zoals mijn favoriete romanpersonages, zoals de gokverslaafde antiheld
In de voodoofilm in cinema Minerva in De Panne, zoals mijn bevriende goochelaars
De oude kruisboogschutter wenkt mij, hij woont in een paleis
Hij bezit oorkondes en juwelen die geen afbreuk doen aan zijn viriliteit
Ik betreed zijn paleis, drink zijn wijn en eet zijn paddenstoelen
Ik neem een bad en probeer te verdrinken
Maar mijn mond blijft dicht en mijn andere openingen verdragen het water zonder te morren.

Wat een rotdag, ik vond een gedumpte dokterstas
Het was geen gewond zwart hondje
Het was slechts een melancholische baggeraar
Hij raakte niet uitgesproken over zijn zogenaamde gesofisticeerde geitenhoedster
Hij verwoestte mijn huis met mijn miereneters en mijn motorolie
Het is vijf voor Kerst en enkel de oude kruisboogschutter zal verlost worden
Ik open mijn mond en roep in het water dat ik een vulgaire allesbehalve robuuste circustent ben.

Over de auteur

Delphine Lecompte