KP1: Ingrid Jonker
In de nieuwe serie Kamerpoëzie belicht Joop de Vries maandelijks poëzie die om “belichting” vraagt. Bijvoorbeeld omdat ze actueel is. Of omdat ze juist niet actueel is en in vergetelheid raakt, of dreigt te raken. Dan wel omdat ze nog niet actueel is, maar kakelvers geschreven; of vertaald is. Of omdat er iets bijzonders te zeggen is over een gedicht, een dichter, de taal en de omstandigheden. Kortom: over alles wat poëzie tot poëzie maakt.
PUBERTIJD
Het kind in mij is stil gestorven
verwaarloosd, blind en onbedorven
in een kleine poel traag weggezonken
en ergens in duisternis verdronken
toen jij onwetend als een beest
nog volop lachte op je feest.
Je hebt niet met dat grof gebaar
de dood voorspeld of het gevaar
maar in mijn slaap zie ik kleine handen
en ’s nachts het wit vuur van je tanden:
Ik ril en één vraag brandt aldoor
Heb jij het kind in mij vermoord …?
In het gedicht ‘Pubertijd’ uit de bundel Ik herhaal je beschrijft de Zuid-Afrikaanse dichter Ingrid Jonker (1933 – 1965) hoe het ‘kind’ in haar in ‘duisternis’ verdronk, als ‘in een kleine poel weggezonken’. Begin dertig is Jonker, als ze opnieuw verdrinkt. Het zijn de oceaangolven wie ze het gunt haar even veelbelovende als desperate leven te nemen. Ze weet in haar zwaarmoedigheid het leven niet langer te dragen. Weg wil ze, voorgoed verdwijnen maar de golven tillen haar op en werpen haar terug op de Kaapse kust van het door rassenhaat verscheurde Zuid-Afrikaanse land. Als wilden zij zeggen: Ziet, wat uw dochter is aangedaan!
Haar korte leven is indringend, evenwichtig en gedetailleerd beschreven door Henk van Woerden in de biografische schets De dag kent een smalle schaduw. Een boeiende schets die als achtergrondinformatie in de bundel is opgenomen. Van Woerden beschrijft hoe Jonkers levenslust langzaam verdort, hoe zij opgroeit in een door blanke mannenbroeders kil en wreed bestuurd Zuid-Afrika en hoe haar hart steeds opnieuw gekrenkt en gebroken wordt. Haar leven is vanaf haar vroege pubertijd – behoudens korte momenten van gelukzaligheid – een aaneenrijging van verlatenheid en miskenning. Zij is niet gelukkig in haar relaties en weet zich verstoten door een hartvochtige vader, Abraham Jonker.
Haar vader, uitgever en politicus die in Zuid-Afrika het apartheidsregime voorstaat, heeft zijn echtgenote – de moeder van Ingrid – al tijdens de zwangerschap definitief verlaten. Hij erkent zijn dochter niet en later miskent hij haar talent als dichter. Haar eerste bundel draagt zij aan hem op maar hij verscheurt hem. Die verloochening hangt als een onheilspellende schaduw boven haar levenspad. Haar vader is het die het onbezorgde kindzijn in haar smoort. Toch beleeft ze tot haar elfde levensjaar relatief gelukkige kinderjaren die zich voornamelijk afspelen aan de kust van Zuid-Afrika: op het strand bij de vissers, in de rotspoelen en met haar zusje spelend in de branding van de oceaan. Pas nadat haar moeder sterft en nadien haar grootouders, dooft haar levensvreugde en wankelt haar grip op het leven.
Als opgroeiend meisje en als jonge vrouw is zij niet alleen aantrekkelijk, zij is ook sensueel. Ze maakt deel uit van een groep jonge dichters en schrijvers die zich de Sestigers noemen. Met één van hen, de 17 jaar oudere Pieter Venter, trouwt ze. Samen krijgen zij een dochter, Simone. Het huwelijk houdt echter geen stand. Ze verhuist met haar kind naar Kaapstad waar ze zich van de ene in de andere relatie stort. Soms heeft ze verhoudingen met meerdere mannen tegelijk of met getrouwde mannen die uiteindelijk toch voor hun echtgenote kiezen. Haar gedrag wordt labieler en onvoorspelbaarder en ze wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek. Een nieuwe zwangerschap destabiliseert haar kort daarna opnieuw als zij besluit haar ongeboren baby te laten afdrijven.
Het is vermoedelijk de herhaalde teleurstelling in mannen, hun steeds terugkerende afwijzing die haar labiliteit voeden. Zelfdoding lijkt voor Jonker de enige manier te zijn zich uit die diepe put van ellende te bevrijden. Bijzonder is dat zij juist vóór haar zelfdoding contact zoekt met haar vader. Zij vraagt hem samen op vakantie te gaan. Hij antwoordt dat de enige vakantie die zij kan krijgen een one way ticket is naar Valkenburg, een psychiatrische instelling. Kort daarna pleegt zij zelfmoord.
Wrang klinken in de slotregel van het gedicht de woorden: ‘Heb jij het kind in mij vermoord …?’ Wanhopige woorden waarvan de betekenis zich enkel laat raden. Richt zij ze tot haar vader? Of tot de verwekker van het kind die haar tot abortus aanzet. Als zij de vader namelijk vertelt dat zij van hem zwanger is, zegt hij: Wat ga je eraan doen? Dat betekent voor haar dat zij abortus moet plegen.
De dichter blijft in Nederland lange tijd relatief onbekend. Een indrukwekkende documentaire over haar leven van Saskia van Schaik en Henk van Woerden in 2001 brengt daarin evenwel verandering. Een op het gedicht Korreltjie niks is my dood gebaseerde en in Montreux gelauwerde televisiedocumentaire van de VPRO oogst veel lof.
Het hierboven afgedrukte gedicht ‘Pubertijd’ is één van 80 gedichten in de bundel die door Gerrit Komrij vakkundig uit het Zuid-Afrikaans zijn geselecteerd, vertaald en door de Amsterdamse Uitgeverij Podium zijn uitgegeven. In veel gevallen zijn haar gedichten een open venster op haar hartzeer, opstandigheid en moedeloosheid. De bundel beleeft in 2018 zijn 18e druk.
Het gedicht is een uiting van pure lyriek waarin tegenstrijdige gevoelens van hunkering en verstoting zich samenbundelen tot die ene, overheersende vraag: ‘Heb jij het kind in mij vermoord …?’
Eerder verwerft uit diezelfde bundel het gedicht Die kind wat doodgeskiet is dur soldate by Nyanga een status van onsterfelijke populariteit. In 1994 draagt Nelson Mandela als opvolger van president De Klerk dit gedicht voor tijdens de opening van het eerste democratisch gekozen parlement in Zuid-Afrika.
Tijdens die plechtigheid citeert Mandela als ongebroken man in een doodstille parlementszaal dit gedicht van een gebroken vrouw en generatie wat stad en land doet huiveren. Mandela spreekt daarbij de gedenkwaardige woorden: “She was both a poet and a South African. She was both an Afrikaner and an African. She was both an artist and a human being. In the midst of despair, she celebrated hope. Confronted by death, she asserted the beauty of life.”
Het gedicht is dan ook meer dan een persoonlijke getuigenis. Het is een moreel manifest: een aanklacht tegen onrecht en barbarij die het gevolg zijn van rassenhaat.
Kortom: het boek van Ingrid Jonker is nog lang niet uit …
Ik herhaal je
Ingrid Jonker
Vertaling door Gerrit Komrij
Met biografische schets door Henk van Woerden
Uitgeverij Podium
ISBN 9789057599125