Gepubliceerd op: maandag 4 januari 2021

EI 252: Tsead Bruinja – x rekende af met de verkeerde persoon

 

x die al sinds 1974 in het circuit zit voelt zich getherapeutiseerd
hij is een beetje de weg kwijt en vraagt zich af wat eigenlijk nog zijn problemen zijn
daarom loopt hij tijdens zijn verlof zichzelf leeg op een strand

als hij de zee woest hoort beuken
is hij nietig onvatbaar

x vergelijkt het springtij met zijn erge woede
hij rekende af met de verkeerde persoon

een week of vier werkt hij aan zijn gedichten
die over diepere zaken gaan
steeds komt er iets bij

dan denkt hij jezus wat is dit

de gedichten zijn de dijken die hij bouwt
vraag je x naar zijn beste regel dan antwoordt hij
dat zijn werk daar te gecompliceerd voor is

het komt hierop neer
ik heb mijzelf bevrijd

iedere week skypet hij met een vriendin in een ver land
waar zij een weeshuis runt voor gehandicapte kinderen

ze leerden elkaar veertig jaar geleden kennen ergens in het noorden
zij was op onderzoek uit en hij was op onderzoek uit
maar ze respecteerden elkaars grenzen

tortelduifjes

de ouders van x waren streng gereformeerd
ze verkochten hem als baby
voor kwalijke zaken

het ene moment staat hij erboven en kan hij de wereld aan
het andere moment wordt hij gewassen
in zijn woorden

dan zit hij in een maalstorm
dan belt hij met zijn vriendin

 
____
Al in de titel maakt de lezer kennis met ‘x’, die in het gedicht een ‘hij’ blijkt te zijn. Dat hij ‘x’ genoemd wordt, kan van alles betekenen. Het kan “zomaar iemand” zijn, het doet er niet toe wie, in de wiskunde is ‘x’ zelfs een variabele, dus: vul maar in wie. Ook kan het iemand zijn die voor de lezer onbekend wil blijven. De openingszin van het gedicht doet vermoeden dat x inderdaad onbekend wil blijven, omdat hij ‘in het circuit’ zit en zich ‘getherapeutiseerd’ voelt. Het werkwoord ‘therapeutiseren’ bestaat officieel niet, maar wordt wel vaker gebruikt, maar dan meer gezien vanuit de hulpverleners die niet zouden moeten therapeutiseren. Wat betekent het als je als mens ‘getherapeutiseerd’ bent? Meneer x heeft kennelijk al 46 jaar (1974-1920) therapieën ondergaan. Je zou hopen dat hij dan eindelijk genezen is van waar hij om in therapie is gegaan, maar dit voltooid deelwoord doet erger vermoeden: hij is eerder een probleem op zichzelf geworden.

De volgende zin klinkt daardoor wat ironisch: ‘hij is een beetje de weg kwijt en vraagt zich af wat eigenlijk nog zijn problemen zijn’. Mensen die de weg een beetje kwijt zijn, gaan doorgaans in therapie, maar hier zou je je kunnen afvragen of x niet juist de weg is kwijtgeraakt door al die behandelingen. Als je zo lang in therapie hebt gezeten, kan er een vervreemding ontstaan ten opzichte van wat nu eigenlijk het probleem is. Ook is het heel goed mogelijk dat er door de behandelingen nog meer problemen zijn bijgekomen. Een heerlijk gezonde oplossing voor bijna alle problemen volgt in de derde regel: ‘daarom loopt hij tijdens zijn verlof zichzelf leeg op een strand’. Het strand is immers de plek waar veel mensen heen trekken die graag ‘hun hoofd leeg’ willen maken. In deze regel staat echter niet dat hij zijn hoofd leeg maakt door het lopen, maar dat hij zichzelf ‘leeg loopt’. Ik denk overigens dat hier niet sprake is van het werkwoord ‘leeglopen’, maar dat hij loopt, waardoor hij meer leegte ervaart, wat waarschijnlijk betekent dat de wirwar aan voorgeschotelde problemen tijdens de therapiesessies, langzaam wegstromen en hij weer een stukje van zichzelf terugvindt. Kennelijk zit hij, als hij niet met verlof is, opgesloten.

Als hij de zee hoort beuken in de volgende strofe, dan is hij ‘nietig onvatbaar’. Als hij onvatbaar is, heeft niets vat op hem. Hij is vrij van wat hem doorgaans aanvliegt. Doordat in het gedicht de interpunctie ontbreekt, kan ‘nietig’ losstaan van ‘onvatbaar’. Dan is x zowel nietig als onvatbaar. Beide zijn goed te verklaren bij de woest beukende zee: een mens voelt zich bij zoveel geweld nietig en tegelijkertijd onaantastbaar. Als ‘nietig’ een bijwoord is bij ‘onvatbaar’ wordt het complexer, want dan is hij niet zomaar onvatbaar, maar ‘nietig onvatbaar’, dus op een nietige manier onvatbaar, waaruit je zou kunnen opmaken dat zijn onvatbaarheid kwetsbaar is en op elk moment weer kan omslaan in vatbaarheid. Beide betekenissen zijn passend. De woeste zee is niet alleen buiten x, maar ook een beeld voor wat zich in x afspeelt, want x vergelijkt het springtij met zijn erge woede. Door de volgende regel voelt de lezer dat het niet zomaar een woede is, maar waarschijnlijk een die ooit over een grens is gegaan. Er staat: ‘hij rekende af met de verkeerde persoon’. Misschien is die afrekening er de oorzaak van dat hij opgesloten is en zoveel therapieën heeft moeten ondergaan.

De volgende drie strofen gaan over de gedichten die x schrijft. Het begint ermee dat hij een week of vier aan zijn gedichten werkt, ‘die over diepere zaken gaan’. Het is niet helemaal duidelijk of daarmee bedoeld wordt dat het dieper gaat dan waar het eerder in dit gedicht over ging, of dat het dieper is dan waar gedichten doorgaans over gaan, volgens x. Het kan ook naar de problemen uit de eerste strofe verwijzen, want er staat ‘steeds komt er iets bij’. Kennelijk komt er vanuit de diepte steeds iets nieuws tevoorschijn dat hij niet herkent: ‘dan denkt hij jezus wat is dit’. De gedichten lijken hem, of juist zijn omgeving te beschermen tegen het springtij, zijn woede, want: ‘de gedichten zijn de dijken die hij bouwt’.

Vanaf de eerste regel lijkt het al alsof iemand met x in gesprek is en hij dit allemaal in vertrouwen vertelt, maar in de zesde strofe wordt dat ook expliciet zo: ‘vraag je x naar zijn beste regel dan antwoordt hij/dat zijn werk daar te gecompliceerd voor is’. Er is een ander die x vragen stelt, naar hem luistert, hem aan het woord laat. Het is een mooie gedachte dat de gedichten te gecompliceerd zijn om er even simpelweg ‘een beste regel’ uit te kiezen. Zo werkt het niet met poëzie. Daar is geen rangorde in goede regels of minder goede. Is dit niet ook van toepassing op de mens zelf: er bestaan geen goed gelukte of minder goed gelukte mensen. Daar is de mens te gecompliceerd voor. Toch wil x zijn werk wel samenvatten: ‘het komt hierop neer/ik heb mijzelf bevrijd’. Dat is nogal wat: zijn poëzie biedt niet alleen bescherming, maar ook bevrijding. Als hij door te schrijven zijn woede de baas kan, is hij geen gevaar meer voor zijn omgeving en mag hij misschien steeds vaker op verlof, krijgt hij de vrijheid. Of het schrijven bezorgt hem een innerlijke vrijheid, een bevrijding van zijn problemen, of het besef dat je nog zo opgesloten kunt zijn, maar in gedachten altijd vrij bent.

Door deze bevrijding zit hij niet meer alleen nog opgesloten in zijn eigen problemen, maar heeft hij ook oog voor de ander: ‘iedere week skypet hij met een vriendin in een ver land/waar zij een weeshuis runt voor gehandicapte kinderen’. Mooi is dat door deze problemen van andere mensen die van hemzelf worden gerelativeerd. Heel even wordt x inderdaad een variabele: elk mens kampt met zijn eigen problemen. Hij kent deze vriendin al veertig jaar: ‘zij was op onderzoek uit en hij was op onderzoek uit/maar ze respecteerden elkaars grenzen//tortelduifjes’. Hoezeer het springtij er ook voor kan zorgen dat zijn woede over de grens gaat, bij deze vriendin worden de grenzen van beide kanten gerespecteerd. Ook hier voelt x als een variabele: elk mens heeft zijn eigen onderzoek en wij hebben elkaar daarin te respecteren. Dan kan er zelfs liefde (‘tortelduifjes’) bestaan.

Er lijkt steeds meer sprake van een vraaggesprek, want de volgende strofe gaat ineens over zijn achtergrond, alsof daar een vraag over is gesteld. Hij komt uit een streng gereformeerd nest. Zijn ouders ‘verkochten hem als baby/voor kwalijke zaken’. Hier wordt even en passant een grote wond blootgelegd, want is dit niet de oorzaak van het springtij dat x regelmatig overvalt? Is hij zelf niet ook slachtoffer? Hoe overleeft x dit, heeft iemand hem misschien gevraagd. Zijn antwoord is: ‘het ene moment staat hij erboven en kan hij de wereld aan/het andere moment wordt hij gewassen/in zijn woorden’. Ook hier wordt x behalve een onbekende, ook een variabele, en daarmee een stukje van de lezer: zo gaat het met de pijn in een mensenleven, soms kun je ermee leven en er afstand van nemen, een ander moment groeit deze je boven het hoofd. Bijzonder is het beeld van ‘gewassen’ worden ‘in zijn woorden’. Als je gewassen wordt, ga je misschien kopje onder, maar je wordt ook gereinigd. Als met ‘zijn woorden’ de poëzie bedoeld wordt, komt er een nieuwe functie van het schrijven bij: het bouwt een dijk ter bescherming, het zorgt voor bevrijding, maar het laat hem ook de diepte in gaan en reinigt hem.

Dat hij er toch bijna in ten onder gaat, blijkt uit de laatste twee regels van het gedicht: ‘dan zit hij in een maalstorm/dan belt hij met zijn vriendin’. Door zijn gepieker tijdens het schrijven dreigt het springtij weer op te komen. Hij komt niet in een maalstroom, maar ‘maalstorm’ terecht, een mooie woordspeling hier, die goed past bij het springtij. Springtij is de periode waarin het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is. De vloed komt hoger dan gemiddeld en de eb is lager dan gemiddeld. De pieken en dalen in het leven van x zijn wellicht net wat sterker dan gemiddeld, waardoor hij opgesloten zit.

Waarin x precies opgesloten zit, kan ik eigenlijk niet verzwijgen, want Tsead Bruinja heeft de bundel waaruit het gedicht komt, geschreven naar aanleiding van zijn bezoek aan een tbs-kliniek. Daarmee wordt x wellicht vooral die onbekende voor de lezer, met wie de dichter in werkelijkheid even heeft kennisgemaakt. Toch krijgt het gedicht meer kracht als x ook de variabele kan zijn, die in deze door de maatschappij geproblematiseerde mens een stukje van onszelf laat zien dat de kracht heeft te overleven, door te schrijven, maar ook – als het echt even niet meer gaat – met een vriendin te bellen.

 

 

springtij
Tsead Bruinja
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021426488

 

 

 

 

 

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.