Gepubliceerd op: zondag 31 januari 2021

Delphine Lecompte – Zalige kleptomanie en onzalige pyromanie

 

Ik drink van het wijwatervat en weet dat Jezus me zal vergeven
Gisterennacht heb ik een norse lamaverzorger en een necrofiele tegellegger bestolen
Er was een feest in het huis van de schommelstoelmagnaat
En de jassen van de gasten lagen op het bed van de pas overleden dochter
Van de schommelstoelmagnaat en zijn eerste vrouw, ze werd ergens
In een gehucht in Venezuela vertrappeld door paniekerige koorddansers
En hysterische leeuwentemmers vluchtend uit een circustent waar niets mee aan de hand was
Wat deed die dochter in Venezuela? Rubellavaccins geven aan wezen, het werk van een heilige.

Ben je heilig dan word je gestraft
Ik stal een kam, een draak, een gelukbrengende waterkoker, een pluchen kalkoengier,
Een bakplaat, een lege spuitbus slagroom, een scalpel, en twintig affreuze schildpadbroches
Ik verlaat de kerk en loop naar het paleis van de oude kruisboogschutter
Hij staat in de keuken, hij staart lamlendig naar een pan aangebrande witloofstronkjes
Ze lijken op de vleermuizen die ik tijdens mijn puberteit redde
Uit de klauwen van sadistische scheepsherstellers en louche televisiepriesters
De oude kruisboogschutter vraagt: ‘Weet jij veel over Calamity Jane?
Ik zeg eerlijk als goud: ‘Nee.’

Nu zitten we in de protserige rococozetel en drinken we dure cognac
De oude kruisboogschutter drinkt ergerlijk traag
Ik zeg: ‘Volgens de kermiswaarzegster van Ver Assebroek had ik gisteren
Moeten doodgestoken worden door een bietenboer achter een spookbenzinestation.
Maar ik heb gisteren alle bietenboeren en alle spookbenzinestations vermeden.
En ik heb de ganse dag een impalamasker, een stethoscoop, en te grote schoenen gedragen.
Zo zie je maar; zelfs de dood kan om de tuin geleid worden.’
De oude kruisboogschutter proest en zegt: ‘Zwijg en eet je huzarensalade op.
Ik bedoel: drink je glas dure cognac leeg en neem een bad.’

Ik gehoorzaam, ik hou van baden
In het water voel ik me als de grote sensuele odalisk van Ingres
Een kruising tussen een operazangeres en een boerenpaard
De oude kruisboogschutter betreedt de badkamer om mijn vagina te betasten
Ik ben loom en laat het toe, ik sluit mijn ogen en denk aan smeltend asfalt en aardbei-ijs
Achteraf hoop ik dat de rode haardroger in de badkuip valt
Maar mijn telekinetische krachten weigeren dienst te doen
En ik besluit nog een poosje te blijven leven, hoe slecht dat idee ook klinkt.

Ik verlaat het paleis van de oude kruisboogschutter en steek het folkloremuseum
In brand, hoor de marionetten knetteren en de wimpels knisperen!
Ik heb de smaak te pakken en steek ook nog de omineuze pyjamawinkel van scheve Ivo
En de wanordelijke wekkerwinkel van Theo lodderoog in brand
Scheve Ivo heeft ooit in een Pools oerbos vijftien dwergpoedels gemarteld
En Theo lodderoog heeft zijn afatische moeder versmoord met twee theemutsen uit Dover
Maar eigenlijk had ik geen redenen nodig; ik wilde gewoon vlammen zien.

Op het parkeerterrein van de alpacafokkerij kom ik de bedeesde zeepzieder tegen
Hij bekijkt jeugdfoto’s van zeppelinbouwers en serieverkrachters
Hij verzamelt dergelijke foto’s
Men moet iets doen met de zee van tijd die God ons heeft aangedaan
Ik zeg tegen de zeepzieder: ‘Toen ik je aanbad was elke dag een hel.
Ik zou je moeten afranselen met besmeurde wasbeerdekens, ontwijde strandzetels,
En beschimmelde processiekousenbroeken, maar ik ben helaas te braaf en te vergevingsgezind.’
De bedeesde zeepzieder lacht ongemakkelijk en flemerig, het begint te regenen.

Ik loop verder, de dure cognac is uitgewerkt
In de kantine van het zwembad drink ik rap na elkaar drie glazen bier
Ik ben ziek en kijk zonder afgunst naar de jolige frivole kerngezonde zwemmers
En naar de akelige pretentieuze bitter ernstige hypochondrische duikers
Iedereen heeft meer gratie en uithoudingsvermogen dan ik
De versleten ex-bokser betreedt de kantine, ik zeg: ‘Het is haast niet te geloven
Dat ik zwanger was van jou, dat we het bed in je zolderkamer uit de muur moesten trekken,
Dat we onze tijd verspilden met boeken over kannibalisme, en dat we een Nijlcruise planden.’

Hij zegt: ‘Het was geen droom, je verloor het kind
Omdat de bleke pornoster dacht dat je zijn gemene hebberige zus was
En je een stomp gaf in je maag naast de fontein. Er lagen speelgoedtreintjes
En puzzelstukjes van de Matterhorn in de fontein.’
We drinken samen bier en worden samen melancholisch, en daarna woedend
We steken nog gauw de 55 huizen van de weke anesthesist en de verwaande blaaschirurg in brand
Maar daarna worden we overmand door slaap en haat voor elkaar
De slaap is de baas en we geven ons gelijktijdig over, we dromen dat het een droom was
Dat ik mijn kind verloor, ik ben hemels pastoraal zwanger en beval van een briljante achtling.

Over de auteur

Delphine Lecompte