Gepubliceerd op: zondag 27 december 2020

Delphine Lecompte – Vooral de roeier en de civetkat

 

Poolvossen, rumflessen, touwslagers, Balinese wandtapijten, camembertschijven
Allesbehalve een samenhangende droom
Oh en een beeldschone roeier die een gepensioneerde stierenvechter vermoordde
Met een bronzen civetkat, de kat wiens aars parfum wordt
Maar ik ben vergeten hoe de vork precies in de steel zit
Ik schud de droomflarden van me af en eet een ronde beschuit met honing
Ik denk aan God die altijd voor me in de bres springt, ik laat een stuk beschuit
Liggen op de tafel, Hij zal het niet komen halen maar Hij weet dat het er ligt.

Nu bezoek ik de oude kruisboogschutter
Hij is jarig en beweert dat zijn leven voorbij is gevlogen
Maar ik was een decennium met hem samen en het was langdradig
Hij drinkt rode wijn en spreekt bitter over de drie vrouwen die hem niet naar waarde
Wisten te schatten: de racistische kolonelsdochter met de vooruitstekende tanden,
De Hasseltse schoonheidskoningin die zich liet ontvoeren door een gladde koffiemagnaat,
En de SS-dochter weggeplukt uit een bietenveld en overladen met hakken en bontjassen
Tot ze van de oude kruisboogschutter kotste en op eigen houtje de Spaanse kust afschuimde
En de liefde bedreef met vulgaire expats: schoenenverkopers en urologen.

En ik? Ik tel niet
Ik laat een wind en gooi een radijs naar de lege vogelkooi
Die tussen de frietketel en de broodrooster staat
De kanarie stierf toen de oude kruisboogschutter in Wenen was
Om een schilderij van Sint Joris en de draak af te geven aan de juiste gozer
In het correcte museum (dit is de eerste keer dat ik het woord ‘gozer’ in een gedicht zet)
Ik moest zorgen voor de kanarie en blijkbaar heb ik dat heel slecht gedaan
Een sentimentele avond: In Dreams I Walk With You, schimmelkaas, appeljenever,
Tiramisu, kriekenbier, gerookte makreel, I Shall Not Be Moved, aaitjes voor de kanarie.

De aaitjes werden stevige omhelzingen
Ik vergat hoe fragiel een kanarieskelet is
Ik viel in slaap en de volgende dag lag de kanarie dood
Op de bodem van zijn kooi bezongen door artistieke feces en sprookjesachtige korrels
De oude kruisboogschutter keerde terug van Wenen
Met pompernikkel en een polshorloge voor mij
Hij rouwde niet om zijn kanarie, maar hij keek wantrouwig naar mij
En ik voelde dat het nooit meer zou goedkomen tussen ons.

Ik zeg tegen de oude kruisboogschutter: ‘Je bent oud genoeg
Om ongestraft een walvisvaarder te martelen mocht je dat willen.’
Hij wil het niet, hij is bang dat de walvisvaarder teveel zal tegenspartelen
Ik neem een bad en denk opnieuw aan God
Er zijn mensen die beweren dat God er niets van bakt
Wat verwachten ze van Hem?! Een jacuzzi? Een grotere penis? Een kind zonder leukemie
God is als een stoïsche nijlvaraan: je kan Hem alles vragen en Hij zal je altijd teleurstellen.

God is een canvas, een grot, een zeil, een hoeve, een slede, een duikboot, een wurgmoord,
Een parachutesprong, een carnavalspruik, een fuik, een trog, een passer, een onderwaterlasser
Ik reinig mijn buitenste schaamlippen
Ik voel me gelukzalig, zoals die keer toen er een rat verscheen op de speelplaats
En ik de enige was die hem durfde te strelen
Eindelijk aandacht van mijn verwaaide vader: een stripverhaal en een tetanusprik
Maar toen dook Conny op en ik moest wachten in de keuken naast de vaas vol kauwgombollen
En condooms gratis gekregen bij tijdschriften, blazen maar.

Ook op het water liggen bellen, breekbaarder dan kanaries
Rapper vernietigd dan oude kruisboogschutters en vaders
Ik zeg: ‘God, mijn moeders pols zal genezen en ook zonder Jou
Zal ze weer de gewiekste exuberante betoverende vamp van vroeger worden;
Van voor de beroertes en de pols gebroken op het parkeerterrein
Van een domme hengelsportwinkel waar ze een doos vol frangipanes moest ophalen
Voor een Moldavische korfbalspeler.’
Ik spring uit de badkuip en knijp mijn ogen dicht om mijn spiegelbeeld te kalmeren.

Over de auteur

Delphine Lecompte