Gepubliceerd op: zondag 20 december 2020

Delphine Lecompte – Vloek maar, het helpt toch niet

 

In de badkuip van de gepensioneerde stierenvechter vermink ik
Mijn schenen met een oestermes, de wonden lijken op kevers
Ik probeer op het Franse woord voor ‘trechter’ te komen, maar ik ben het vergeten
Ik lach maniakaal, omdat ik mijn lach als ‘maniakaal’ kan omschrijven
Ben ik nog niet rijp voor het gekkenhuis
De gepensioneerde stierenvechter klopt op de deur en vraagt of ik nog leef
Ik geef een teken van leven en hij komt binnen met een kommetje grauwe kokosschilfers.

Hij zet het kommetje neer op de rand van de badkuip en zegt:
‘1977 was een afschuwelijk jaar: mijn moeder werd vergiftigd door een ezeldrijver in Malta,
Mijn vader werd doodgemept door een spookhuisuitbater in Zwevezele,
Mijn zus werd door de bliksem getroffen toen ze een wafelijzer terugbracht
Naar de winkel omdat het deksel loszat, en ik vond geen stier die me waardig was.’
‘Maar waarom? Waarom heeft die ezeldrijver je moeder vergiftigd?’
‘Hij dacht dat mijn moeder hem had uitgelachen toen hij struikelde
Over een plastieken gnoe op de dijk de dag voordien, maar ze lachte mij uit.’

‘Waarom lachte je moeder jou uit?’
‘Omdat ik sukkelde met de ritssluiting van mijn regenjas.’
De gepensioneerde stierenvechter verlaat de badkamer, hij laat het kommetje staan
Ik bekijk de grauwe kokosschilfers, precies de teennagels van corrupte degenslikkers
Of van necrofiele tegelleggers, ik leg een kokosschilfer op mijn tong
En denk aan de broeierige Johan die in een boom kroop en bordenwissers
Gooide naar de priesters en de brandweermannen die tierden dat hij naar beneden
Moest komen, en toen de bordenwissers op waren wierp hij zijn geliefde
Melktanden en zijn begeerlijke goudvisparafernalia naar beneden, een zachte regen
Ik kon hem uiteindelijk kalmeren en ik mocht hem naar huis brengen.

Maar we gingen niet naar het huis van Johan, we gingen naar de duinenabdij
Om pauwen en skeletten te aanschouwen, en boterhammen met garnaalsalade te eten
Tussen de ruïnes, Johan was het enige kind met garnaalsalade op zijn boterhammen
Zijn vader was een poolreiziger en zijn moeder was een Polynesische tang
Ik laat het bloedwater weglopen en droog me af met een handdoek waarop een melancholische
Baggeraar vriendschap probeert te sluiten met een haas verkleed als koortsige goudzoeker
Als het de baggeraar lukt om vriendschap te sluiten met de haas
Dan wordt het een frustrerende ongelijkwaardige vriendschap, zoals de vriendschap
Tussen mij en de bedeesde zeepzieder, kon ik hem maar ongestraft de kop inslaan
Met een marmeren poema of een bronzen kompel.

Ik verlaat het huis van de gepensioneerde stierenvechter en ren
Naar het paleis van de oude kruisboogschutter, hij is zijn lasapparaten
En zijn Mariabeelden aan het inventariseren
Hij zegt: ‘Ik wil nog een keer je borsten zien. Ik wil ervoor betalen.’
Ik toon hem mijn schrale borsten en ontvang twee bankbriefjes
Soms ben ik te verzot op geld, ik zet de bloemetjes buiten in het winkelcentrum
Op het Slachthuisplein; ik koop sokken met noppen om niet van de trap te vallen,
Een hamsterkooi, een nietjesmachine, een eenvoudige rasp, en hoestpastilles.

Ontevreden keer ik het Slachthuisplein de rug toe
Ik geef de sokken aan de vereenzaamde gravin in haar steile kasteel,
Ik geef de hamsterkooi aan een minderjarige fagottist
Die het nooit in zijn hoofd zal krijgen om zijn knaagdieren te martelen,
Ik geef de nietjesmachine aan een kleurloze schuldbemiddelaar met een kunstarm,
Ik geef de eenvoudige rasp aan een morbide leeuwentemmer
Die zich ’s avonds in zijn caravan stierlijk verveelt maar nu dus de rasp heeft
Om de verveling te verdrijven, ik geef de hoestpastilles aan een bipolaire garnalenpeller.

Het was geen topdag, nee
Ik heb geen extase ervaren en ik heb geen nieuwe inzichten verworven
Morgen is een miniem deel van de wereldbevolking jarig
Schorpioenen, zoals de bedeesde zeepzieder wiens schedel ik wil
Doen splijten, hersenvocht zien sijpelen
Foto’s maken, foto’s bewaren
Foto’s bekijken in de badkuip van de gepensioneerde stierenvechter.

Over de auteur

Delphine Lecompte