EI 245: Annemarie Estor – De dag dat ik besloot om parfumeur te worden
De dag dat ik besloot om parfumeur te worden
was dezelfde
als die waarop ik een droom heb vermoord.
De droom was gekomen op de lippen van de dag
en had het licht verwelkomd
met een hart dat opsprong als de hond
van de dienstplichtige dichter.
En ik,
die dezelfde morgen nog
de haren uit de borstel had gehaald
om buiten los te laten zweven
voor de nestbouw van de pimpelmezen,
baadde mijn wimpers in goud
en waste mijn handen in lood.
En ik zong:
Niemand weet, niemand weet,
dat ik Hermes Trismegistus heet.
De heggen groeiden als paranoia.
De mezen beheersten hun tertsen niet meer.
De violen schraapten schizofreen.
Ik hoorde plotseling het dreunen,
het heien van de vooruitgang,
de motor onder de winsten,
het bonken van de staafgrafieken.
Tussen de maartse viooltjes vond ik een telefoon.
Een dure telefoon. Met sterren in het glas.
Er stonden twee dromen op.
De ene klonk als de zang van de witgesterde blauwborst.
De andere als het bonken van de staafgrafieken.
De telefoon zei tegen mij:
Wis een van deze dromen.
Een van deze dromen is te veel.
En ik, die niets anders had verlangd van het leven
dan mijn haren uit borstels te halen
om ze aan de pimpelmezen te geven,
werd bang.
Dat ik de verkeerde droom had gewist.
Later werd ik gebeld.
Ik legde uit wat er gebeurd was.
De vreemde zei what the fuck tegen mij.
Met kracht
verbrak Hermes Trismegistus de verbinding.
Sterker dan verwensing
was de droom die gewist was.
En ik dacht aan mijn landgoed Anesthesie.
Er staan paleizen op, vol groene leeuwen,
er is een tuin met ha-ha’s en folly’s
en kuddes kermisdieren grazen
gras, koriander en schoonmoeders tand.
Het hele jaar rond decoreer ik mijn tuin met ridderpaarden van blik,
met bloemen geknipt uit oude gordijnen, met vlaggen
die ik naai uit oude dweilen, sleutels leidend naar nooit,
klingelend onder de schapenwolkjes.
Ze doen vrolijk mee met de toverhazelaar,
de goudklompjes en de smaragdhagedissen,
terwijl ik verdovende sigaren rook.
Met handen van lood
haal ik wat ridderpaarden uit de akeleien
en smelt ze om
tot een wolk.
Ik hul de dode droom
in de telefoon
in een wolk van ridderpaarden, paarse dovenetel,
hommelkont en witgesterdeblauwborstzang.
Heerlijk ruikt de wolk.
Ik kan niet anders zeggen.
Hommelkont met paarse dovenetel
is sowieso een dodelijke combinatie
maar de zang van de blauwborst
maakt het af.
____
In zijn recensie op Meander van de bundel De bruidsvlucht, neemt Herbert Mouwen strofe 6 en 7 van dit gedicht onder de loep:
Allerlei aardse zaken worden in een kosmische en mythische context gepresenteerd. De biologische planten- en dierenwereld is prominent aanwezig. De verbindingen die Estor maakt tussen deze werelden zijn kort en direct. (…)
Flora (‘maartse viooltjes’) en fauna (‘witgesterde blauwborst’) staan tegenover de technologie (‘telefoon’) en het aardse (‘dure telefoon’) staat tegenover het kosmologische (‘sterren’). Heeft de aardse telefoon gefaald als middel om te kunnen communiceren met de kosmos en is deze daarom weggegooid? Het gedicht geeft het antwoord niet. De ‘twee dromen’ die nog op de telefoon staan, worden in de vorm van een als-vergelijking uitgesplitst in een positief klinkende en een negatief klinkende droom. Het esthetische (‘klinken’) en het lelijke (‘bonken’) worden als tegenstellingen opgevoerd. Natuurlijk is de frase ‘Met sterren in het glas’ ambigue, waarmee de aardse betekenis van het kapotte glas tegenover de spiegeling van de sterren als hemellichamen in het glazen telefoonvenster wordt gezet. Ook is er nog het woordspel met ‘sterren’ en het woord ‘witgesterde’ in de vogelnaam. De diepgang die in de gedichten van Estor aanwezig is, wordt speels getoond met de assonantie, de alliteratie, de tegenstelling en de paradox als zorgvuldig gehanteerde stijlmiddelen. Het is fascinerend om te zien op welke wijze de thematiek van het volledige gedicht op macroniveau – het gedicht is tweeënhalve pagina lang – ook in de vijf versregels, dus op microniveau, terug te zien is.
Hier ben ik het volledig mee eens. Mijn insteek zou nu kunnen zijn om dat macroniveau van het gedicht te beschouwen, want anders dan in een recensie is hier de ruimte voor de volledige gedicht van tweeënhalve pagina. En vrijwel alle elementen in het gedicht worden herhaald. Dat is smullen. Bijvoorbeeld de versregel ‘Er stonden twee dromen op’, waarvan minstens drie betekenissen van belang zijn voor het gedicht. Dat meerduidige “op … staan” wordt herhaald in ‘Er staan paleizen op’. Al die herhalingen zorgen voor hechte verbanden tussen de strofen, ook de strofen die in dit redelijk lange gedicht ver uit elkaar liggen. Zo draagt het bij aan het hermetische karakter van het gedicht.
We kunnen het dan hebben over het warrige verhaal dat uiteindelijk oplost in, ja, in wat? In onduidelijke Alice-in-Wonderland-achtige taferelen. In aandacht voor geur als indicatie van het verlangen om parfumeur te worden. En misschien ook als indicatie van dood en bederf, getuige de slotstrofe die, naast het herhalen van de flora- en fauna-elementen en de ‘zang’ uit het begin, vooral zwanger is van dood.
De vraag die hier nog voor komt, is waarom ik dat eigenlijk zou doen? Waarom op zoek gaan naar verbanden in het gedicht, naar de ontwikkeling? Ik heb het onuitsprekelijke geluk dat ik voldoende vaak ervaren heb hoeveel rijkdom een gedicht openbaart als je er diep induikt. Maar dat kun je domweg niet bij alle gedichten doen, daarvoor zijn er teveel. Waarom zou ik bij dit gedicht de moeite erin gaan stoppen? Waarom zou ik opzoeken wie Hermes Trismegistus is? En nadenken wat die te maken heeft met het sprookje van Repelsteeltje, meer dan een algemene raadselachtigheid? En hoe verhoudt zich dat tot de allusie op alchemie en Pontius Pilates?
Daarvoor moet een gedicht iets opvallends hebben, iets prikkelends, dat me het gedicht intrekt en me er naar toe terug leidt. Misschien is dat in dit geval de soepele opening, die een variant lijkt van de openingsregels van Rituelen.
Maar waarschijnlijk meer nog is dat voor mij in dit gedicht de versregel ‘De heggen groeiden als paranoia.’ Dat is vooral het punt waarop het gedicht oplicht en echt indruk maakt. Een aanleiding om ernaar terug te keren nadat ik de andere gedichten uit de bundel heb gelezen. De bijzondere indruk die deze versregel maakt, staat niet los van zijn plek in het gedicht. Waar staccato versregels beginnen, nadat de eerdere strofen steeds een zin over meerdere versregels uitsmeerden. Maar naast ritmisch is deze versregel ook belangrijk omdat het een verwrongen en groteske blik op de wereld opent, waarin een andere logica heerst. Een ander tijdsbesef ook.
Maar hoe complex en vervreemdend dit gedicht ook is, het biedt ons ook het eenvoudige en gelukzalige beeld van ‘haren uit borstels te halen’ ‘om buiten los te laten zweven / voor de nestbouw van de pimpelmezen’.
Zoals je de eerste indrukken van een gedicht los kunt laten zweven, waardoor er meerdere nesten mee begonnen kunnen worden.
De bruidsvlucht
Annemarie Estor
Uitgeverij PoëzieCentrum
ISBN 9789056554187