Gepubliceerd op: maandag 16 november 2020

EI 244: Esther Jansma – Hier en daar

 

Je vertrekt uit ruïnes, met bloedende voeten zoek je
een weg door het puin. Het is even wat stiller, stof
daalt neer, de scherpschutters zijn aan het bidden,
daarna eten ze een broodje en duwen grappen en
grollen brakend een tiener op haar knieën – de boog
kan niet altijd gespannen blijven. Het is nu pauze.

Iemand betrekt het witte huis in het westen,
betreedt het bordes, slaat de maat naar verhuizers,
schrijdt de marmeren hal in, haalt diep adem en denkt:
kut, mijn kristallen luchter is te klein en mijn tafel,
vette schijt, komt uit de verkeerde tijd gezien
de allure van dit bezit en de reus die ik moet zijn.

Was ik maar eerder heel anders gaan leven, denkt
hij, dan was ik voorbereid. Jij hoort de verkrachters
joelen, een lichaam wordt van een balkon gekeild.

 
____
Het gedicht verplaatst de lezer naar twee totaal verschillende wereldtonelen. De titel anticipeert daarop: een toneel ’hier’ en een toneel ‘daar’. De eerste strofe verwijst naar ‘daar’, een oorlogsgebied waar beelden als een horrorfilm elkaar fragmentarisch afwisselen: ‘ruïnes’ van ingestorte gebouwen en kapot geschoten huizen; ‘scherpschutters’ en jolijt makende ‘verkrachters’. Scherp contrast is dat die zelfde scherpschutters en verkrachters tussen hun wreedheden door zich al biddend vroom neerwerpen voor hun God. Wil de dichteres ons de ogen doen openen voor die scherpe antithese? Eerst iemand vanuit een hinderlaag doodschieten, dan iemand verkrachten en vervolgens weer even bidden?

In v5 lezen we dat ’een tiener op haar knieën’ wordt verkracht. Als roofdieren stort de roedel zich wellustig op zijn prooi. En dat wordt cynisch vergoelijkt. Zegt de dichteres immers niet: ’de boog kan niet altijd gespannen blijven. Het is nu pauze’. De lichamelijke schoffering wordt rijmtechnisch ondersteund door animale geluiden. De alliteraties in de Anlaut van de woordgroep ‘grappen en grollen brakend’ lijken dat te bewerkstelligen. In dit sinistere decor is vluchten de enige uitweg. Er is geen alternatief. De vluchteling laat zijn bloedsporen achter die tot littekens worden. En dat los van zijn onzichtbare littekens.

De tweede strofe is eveneens filmisch van opzet. Het geschetste tafereel speelt zich ‘hier’ af. Daarmee wordt bedoeld het Westen, specifiek het witte huis of het presidentiële paleis van een nieuwe bewoner. De tegenstelling tussen beide strofen is evident: ‘bordes’, ‘marmeren hal’ en ‘kristallen luchter’ versus ‘ruïnes’, ‘puin’, ‘stof’ en glas. Hovaardij versus barbarij als donkere schaduwen van de mens. De dichteres laat in de tweede strofe de nieuwe bewoner zijn eigen woorden zeggen: ‘kut, mijn kristallen luchter is te klein en mijn tafel, / vette schijt, komt uit de verkeerde tijd gezien / de allure van dit bezit en de reus die ik moet zijn.’
Platvloers taalgebruik van een man die zich een ‘reus’ waant en die miljoenen volgelingen aan zich weet te binden. Ze aanbidden hem en hij waant zich een god. Schijnheiligheid in de eerste strofe en ongeloof in de tweede strofe is waarop de dichteres haar camera richt en waarop zij de lezer lijkt te attenderen. Qua syntactische opbouw is de tweede strofe een enumeratie van een zestal asyndetisch aan elkaar geregen hoofdzinnetjes die semantisch ondergeschikt zijn aan de hierboven aangehaalde passage.

Opvallend is het rijmende parallellisme waarmee strofe 1 en 2 openen: ‘Je vertrekt’ (v1) en ‘Iemand betrekt’ (v7). Tegelijkertijd wordt het contrast tussen strofe 1 en 2 nog eens op een andere manier benadrukt. In strofe 1 gaat iemand weg, gaat iemand naar buiten en verlaat huis en haard; in strofe 2 laat iemand zijn wereld achter en komt juist naar binnen. Onvoorbereid, dat wel, zoals uit v13 en v14 blijkt.

In de laatste strofe komt de vluchteling uit de eerste strofe weer in beeld. Achter hem klinkt luidruchtig vertier van de ‘verkrachters’ en hoort hij hoe een geschonden ‘lichaam’ als vuilnis ‘van het balkon’ wordt gesmeten en neerploft op straat of in tuin. De dichteres laat de lezer op onorthodoxe wijze kennis maken met haar waarneming op wederwaardigheden in twee totaal verschillende werelden die zich dagelijks voor onze ogen afspelen.

Tijdens het schrijven van deze Eerste Indruk werd bekend dat het witte huis een nieuwe bewoner krijgt. ‘Hier’ zal het gaan veranderen maar ‘daar’ gaat de barbarij tegen de menselijkheid vooralsnog gewoon door. De volksverhuizing is nog niet voorbij.

 

 

Rennen naar het einde van honger
Esther Jansma
Uitgeverij Prometheus
ISBN 9789044646146

De titel van deze bundel komt uit het gedicht ‘Waarom we hier zijn’. Een eerdere versie van dat gedicht verscheen op onze site.

 

 

Over de auteur

- rondde - na zijn onderwijzers- en lerarenopleiding Duits - zijn doctoraal studie Nederlandse taal- en letterkunde & Mediëvistiek af in Utrecht. Hij was onder meer onderwijzer, hoofd der school en leraar Nederlands aan een vwo-opleiding. Daarna was hij als afgestudeerd econoom langere tijd verbonden aan de Hogeschool voor Economische Studies in Amsterdam en de Business University Nyenrode in zowel economische als kwantitatieve vakken. Daarnaast is hij auteur en publicist.