Gepubliceerd op: maandag 9 november 2020

EI 242: Roelof ten Napel – SONNET LXI

 

er zit een moeilijk uit te leggen heerlijkheid in woede –
de naam van god is het onzichtbare verschil
tussen geweldig en geweld,

alsof een wond zich kan omkeren:

als je je pijn vertraagt en van je losmaakt
lijkt een wond net
een wapen –

alsof je tijd kunt vertragen
tot hij achterwaarts – het bloed ontstelt, gaat
harder door je aderen –
alsof je je woede kunt hanteren om je eigen
bloedende afbraak te vereffenen
met wat de wond heeft
gemaakt

 
____
Is het mogelijk om aan een emotie een andere betekenis toe te kennen? Om een emotie van gedaante te doen veranderen? Een metamorfose die maakt dat verdriet in blijdschap verandert, of andersom, dat woede overgaat in berusting, schrik in verbazing? Of is het niet eens zozeer een metamorfose, als wel een andere manier van kijken, van zien én erkennen dat in iedere emotie ook sporen van andere emoties besloten zitten?

Volgens dit gedicht zit er een ‘heerlijkheid in woede’. En niet zomaar een heerlijkheid, maar een ‘moeilijk uit te leggen heerlijkheid’. Deze stellige bewering vormt de openingszin van ‘SONNET LXI’: ‘er zit een moeilijk uit te leggen heerlijkheid in woede –’
Begin je gedicht met zo’n regel, dan weet de lezer meteen: hier gaat de dichter een serieuze poging doen om ons te vertellen wat die heerlijkheid is en waarom die zo moeilijk uit te leggen is. Het koppelteken aan het eind van de zin werkt in eerste instantie als een soort pauzeteken, maar laat zich ook als een dubbele punt lezen, want de tweede en de derde regel luiden: ‘de naam van god is het onzichtbare verschil/ tussen geweldig en geweld’.

Een nuchtere geest zou nu zeggen: aha, de naam van god bestaat dus uit de letters ‘ig’, zijnde het verschil tussen geweldig en geweld. Maar dat is het zichtbare verschil tussen de twee woorden en de dichter spreekt juist van het ‘onzichtbare verschil’. Wat opmerkelijk is, want god mag dan onzichtbaar zijn, maar is zijn naam dat ook? Zou je hier niet eerder ‘onzegbaar’ verwachten? Maar dat staat er niet. De dichter heeft voor ‘onzichtbaar’ gekozen, dat is waar hij het over wil hebben. Dat moet dus een ander verschil zijn dan het verschil dat iedereen kent, want iedereen weet wat ‘geweldig’ is en iedereen weet wat ‘geweld’ is. Zou je op straat aan iemand vragen wat het verschil tussen de twee begrippen is, dan zal niemand met een mond vol tanden staan. Integendeel, menigeen zou je aankijken met een blik van wat-is-dat-nou-weer-voor-een-domme-vraag? Maar het is geen domme vraag en al zou het wel een domme vraag zijn, dan nog kunnen domme vragen een kern van waarheid bevatten.

Het is het woord ‘verschil’ dat de lezer op het verkeerde been zet, want we zijn geneigd om A en B als aparte fenomenen te beschouwen, maar de eerste regel zegt dat de heerlijkheid ‘in’ de woede zit en er dus niet buiten staat. Ook zaken die in elkaar zijn opgenomen, in welke vorm dan ook, kunnen van elkaar verschillen. Heerlijkheid en woede zijn één, of kunnen dat althans zijn, net als geweldig en geweld. En dat is waar het de dichter om te doen is, want de tweede strofe die uit één enkele regel bestaat, luidt: ‘alsof een wond zich kan omkeren:’
Het woord ‘omkeren’ is veelzeggend. Zoals ‘heerlijkheid’ in ‘woede’ kan omkeren, zoals ‘geweldig’ in ‘geweld’ kan veranderen, zo kan een ‘wond zich (…) omkeren’ in, ja, in wat? Dat blijkt in de derde strofe: ‘als je je pijn vertraagt en van je losmaakt/ lijkt een wond net/ een wapen -’
Aha, de wond moet in een wapen veranderen. Dit gedicht is een oproep tot weerbaarheid, tot veerkracht, tot het er niet bij laten zitten. Het is een pleidooi om de pijn die we allemaal kennen in ons voordeel te doen keren. Let ook even op de alliteratie van ‘wond’, ‘wapen’, ‘woede’ en ook van “wet”, “woord”, “wrok”, “waarheid” en “wolf”, woorden die in deze én in de vorige bundel veelvuldig voorkomen, deze dichter is gek op de letter w.

Deze oproep om je niet bij de pijn neer te leggen maakt dit tot een heel ander gedicht dan de rest van de 139 Romeins genummerde sonnetten die het grootste deel van ‘In het vlees’ beslaan. Qua vorm mag het dan net zo “verminkt” zijn als de rest (de term is van de dichter zelf, zie Sonnet XXVIII), dit sonnet is stoerder, steviger, woedender van toon. Misschien schreef Ten Napel het omdat na het verschijnen van zijn veelgeprezen poëziedebuut, Het woedeboek, meerdere stemmen opmerkten dat het in dat woedeboek nog wel meeviel met de woede.

Maar laten we niet te vroeg juichen, want die tweede strofe mag dan het wonder omschrijven dat een wond in zijn tegendeel kan opgaan, maar er staat niet dat dit ook gebeurt. Er staat namelijk: ‘alsof een wond zich kan omkeren:’
Het woordje ‘alsof’ is cruciaal, zeker omdat het in de vierde strofe nog twee keer terugkeert. De dichter zegt dus niet dat de wond ook als wapen kan dienen, nee, hij zegt juist dat dit een illusie is, dat een wond nooit een wapen kan zijn.
Verderop lezen we: ‘alsof je tijd kunt vertragen’, ook hier een ‘alsof’, de tijd laat zich dus niet vertragen. En ook de slotregels laten zien dat we hier met een hardnekkige illusie te maken hebben: ‘alsof je je woede kunt hanteren om je eigen/ bloedende afbraak te vereffenen/ met wat de wond heeft/ gemaakt’.
Ook hier een ‘alsof’, de dichter zegt dus dat woede zich helemaal niet voor ieder doel laat gebruiken. Integendeel, woede gaat zijn eigen gang. Woede is sterker dan alles wat de drager van die woede met zijn verstand en zijn wilskracht denkt te kunnen bewerkstelligen.

Terug naar de derde strofe, want hé, die begint anders: ‘als je je pijn vertraagt en van je losmaakt/ lijkt een wond net/ een wapen -’ Hier niet het woordje ‘alsof’, maar ‘als’. Een voegwoord van tijd, of van voorwaarde. Je hoeft het alleen maar te doen, die ellendige tijd vertragen en van je losmaken. Het is een keuze, je doet het of je doet het niet. Maar ook hier is de dichter ons weer te slim af, want dan staat er opeens: ‘lijkt een wond net/ een wapen -’
Het woord ‘lijkt’ neemt hier de functie van ‘alsof’ over. De wond lijkt misschien op een wapen, maar hij is het niet, zal het ook nooit worden, want een wond is een wond is een wond is een wond, hoeveel heerlijkheid en geweldigheid er ook in verborgen zit.

Wat een pijnlijk, illusieloos en waar gedicht!

 

 

In het vlees
Roelof ten Napel
Uitgeverij Hollands Diep
ISBN 9789048853571

 

 

 

 

 

Over de auteur

- is dichter, docent, literator. Hij schreef verschillende dichtbundels waarvan Het wolkenreparatieatelier de meest recente is. Peter Swanborn is een van de vaste docenten van de Poetry Academy van Poetry International en is als literair medewerker verbonden aan de Volkskrant.