Gepubliceerd op: maandag 2 november 2020

EI 241: Jacques Hamelink – Vlucht M H 17, onvolbracht

 

Over meer dan 30 km² van vlakke velden met tarwe
afgewisseld met velden zonnebloemen verspreid een
handvol door nauwe slechte wegen met elkaar verbonden

armetierige dorpjes, bloot staand aan heel hun hemel.
Van ons vliegtuig in de verste verte geen schaduw
te zien, niets te horen, nog veel minder dat het

doordat er in de stratosfeer een projectiel tegen
aan vloog uit elkaar viel, zich in meteorietspetters
verzaaide, over ruim 30 km² uitgespreid speelgoedbeest

fotoboek koffer paspoort losse verloren ledematen
en intacte sommige nog in hun vliegtuig vaste lijken
neerkomend alsof ze blijven neerkomen, anderewerelds.

Je zult als wantrouwig dorpeling een mensenlichaam in
twee helften in je groentetuin gelegd krijgen, dichtbij
een ontplofte scheef in de grond geramde raketbuis,

zult als oude kwene dwars door je gammele dak heen
in je slaapkamertje tot half onder je bed geschoven
een morsdode juffrouw cadeau krijgen door wie twee tellen

de siddering van de inslag en de explosie heengegaan
is en verder kwam zij niet. In het wereldgeheugen, zeg
in het luchtvaart-Akasha gefotograveerd temidden van

de onomheinbaar rijpstaande rijphangende tarwebestanden,
de zwartkernig zwart zuigkrachtige zonnebloemglorie, en
voor uitsluitend een reus overstappelijk, de wrakstukken,

zie hier die straalmotor, daar dat part van de cockpit,
rookkwalm opulent als van een stapel autobanden opgaand,
verbazingwekkend nog dagen nabrandend vuilnisvuur.

Van kracht verder alleen het getuigenis van een ooggetuige,
poëzie van de ongekunsteld onkreukbare Oekraïense boerin
die gezien heeft en zegt wat niemand zag, de mensen

als bloemblaadjes bloemblaadjes uit de hemel vallen.

 

____
Wat mij onmiddellijk aan dit gedicht bevalt is dat ik als lezer met de verbijstering van de Oekraïense plattelandsbewoners geconfronteerd word. Dat me door de verbeelding van Hamelink hun gevoel naderbij gebracht wordt. Stel je het eens voor een lijk die uit de hemel in je moestuin valt. Het wordt plastisch weergegeven, geen franjes eromheen: ‘zult als oude kwene dwars door je gammele dak heen / in je slaapkamertje tot half onder je bed geschoven / een morsdode juffrouw cadeau krijgen’.
Het is een aardse, nuchtere toon waarin Hamelink deze ramp – bovenop al de voorafgaande rampen – weergeeft. Want laten we niet vergeten dat niet alleen op dat moment, 17 juli 2014, de Russisch-Oekraïense oorlog gaande was. De Oekraïners hebben vele oorlogen gekend: de Russische burgeroorlog van 1917, in 1932-33 volgde de hongersnood onder Stalin waarbij vijf tot tien miljoen boeren hun leven lieten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verloor Oekraïne een zesde deel van zijn bevolking en in 1986 voltrok zich de nucleaire ramp bij Tsjernobyl waarbij ongeveer zeshonderdduizend bewoners besmet raakten. De Russische invasie in 2014 heeft ruim 1.6 miljoen inwoners uit de bezette Krim en Donbas verdreven, een groot deel van Oost-Oekraïne is in een woestenij veranderd die ongeschikt is voor menselijke bewoning. Een zekere lijdzaamheid is dus te begrijpen. Al dat schijnt tussen de regels mee te zingen. Althans dat is te verwachten van Hamelink, een dichter die pleit voor een levende relatie tot verleden en heden. Hamelink schrijft: “…wat hebben we anders om ons denken en voelen aan te toetsen dan het denken en voelen van de mensen die ons voorgegaan zijn, en hoe kunnen we ons een beeld van het heden vormen als we ons niet ook een beeld van het verleden verwerven?” (De droom van de poëzie, essay, 1978).

*

Bij de woorden ‘alsof ze blijven neerkomen’ aan het einde van de vierde strofe moet ik aan de scene uit de film Magnolia denken waarin het kikkers regent. Het is een niet mis te verstane verwijzing naar Exodus 8 waarin God een aantal plagen op Egypte afstuurt, onder andere een overstelpende massa kikkers.
Hamelink groeide op in een zeer godsdienstig gezin waar het voorlezen uit de statenbijbel gewoonte was. In zijn poëzie verwijst hij dan ook regelmatig naar bijbelse beelden en verhalen. Deze wetenschap kleurt in zekere zin mijn associaties alsook dat Hamelink voortbouwt op vroege verhalen.
Misschien lijkt de verbinding die ik leg vergezocht, maar zoals de kikkerregen voor de Egyptenaren zo kwamen op 17 juli 2014 de lijken en lichaamsdelen voor de Oost-Oekraïense plattelandsbewoners vlakbij het dorp Hrabove als een donderslag uit heldere hemel neer.

*

Sommige neologismen in Hamelinks poëzie begrijp je als lezer meteen. Maar het woord ‘luchtvaart-Akasha’ in de laatste versregel van de zevende strofe behoeft enige toelichting. Het verwijst naar de Akashakroniek. In deze kroniek zouden alle gebeurtenissen die ooit hebben plaatsgevonden, elke gedachte en emotie voorgoed bewaard worden.
De vliegtuigramp zal dus nooit meer uit het wereldgeheugen gewist worden. Dat kan troost bieden als je daarin gelooft.
Hamelink bekent zich niet tot een bepaalde religie en je kan hem ook niet onder de ongelovigen scharen. Religies in allerlei soorten en maten fascineren hem. Zo ook de Akashakroniek. In 1983 verschijnt de verhalenbundel Uit de nieuwe Akashakroniek waarin de antroposofie van Rudolf Steiner een belangrijke rol speelt.

*

Ik wil graag nog een beeld van ‘uit de hemel vallen’ aanhalen. Japanners hebben de traditie ieder jaar naar sakura = de kersenbloesems te gaan kijken. Niet om de bloei te bewonderen maar de schoonheid van de vergankelijkheid, het vallen van de bloembladeren. Voor Japanners is het wezen van bladeren vallen.
Ik wil niet beweren dat Hamelink in dit gedicht naar sakura, deze viering van sterfelijkheid verwijst als hij in de laatste strofe de Oekraïense boerin laat getuigen van de mensen die ‘als bloemblaadjes bloemblaadjes uit de hemel vallen’.
Er spreekt iets kinderlijks, een verwonderen uit ‘het getuigenis’, ‘poëzie van de ongekunstelde onkreukbare Oekraïense boerin’. Ze staat open voor vreemde ervaringen, voor het plots opduikende besef dat er dingen zijn die ons overstijgen. De inzittenden worden door haar ogen bloemblaadjes, natuur. De natuur wordt symbool.
Het roept tegenstrijdige gevoelens op: het zou toch niet dat we deze plots uit het leven gerukte vliegtuig-inzittenden gelijk zouden moeten stellen aan het symbool van sterfelijkheid. Maar anderzijds: het beeld van bloemblaadjes staat synoniem aan schoonheid en schoonheid biedt troost.

Het bloemblad is een terugkerend beeld in Hamelinks poëzie zoals in de bundel Het rif, de reeks Oogopslag (1978). Het besef van de eigen nietigheid kan leiden tot angst en doemdenken maar ook tot verwondering, zoals in het gedicht Bloemblad:

Het gewicht van feiten
heeft me nooit overtuigd
en doet dat elke dag weer iets minder.
Hun zwaarte bewijst alles,
dus niets. Het bloemblad
dat langszweeft en geen enkel gewicht heeft
blijkt als ik beter kijk een koolwitje,
en dat bewijst ook niets en wil
ook niets bewijzen maar is genoeg
voor het voortbestaan van mijn gefascineerdheid

 

 

Solituden, songs
Jacques Hamelink
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021421353

 

 

 

 

 

Over de auteur

- is dichteres, danseres, en choreografe. Ze schreef de bundels Machandel (2013) en Schokbos (2019). Er verschijnen regelmatig publicaties in literaire tijdschriften zoals Passionate Magazine, Deus Ex Machina, Tirade en De Revisor. Ze vertaalde op de koude helling van de Duitse auteur Esther Kinsky (2016) en samen met Lucas Hüsgen poëzie van Friederike Mayröcker.