Gepubliceerd op: zondag 22 november 2020

Delphine Lecompte – Het sterfbed van de mislukte berentemmer

 

De kat is niet wreed; de kat die op het sterfbed springt
Van nonkel Samuel, ex-stukadoor en gepensioneerde buikspreker/neushoornjager/berentemmer
In dat laatste was hij het slechtst, hij blonk nergens in uit
Maar het temmen van beren was zijn grootste fiasco
Al waren de littekens op zijn rug, buik, en benen een troef
Wanneer hij op café ging om wilde vuurtorenwachterdochters, sluwe Ierse tapijtenweefsters,
En stuurse lingerie-ontwerpsters te verleiden.

‘Hier lig je dan,’ zeg ik beverig en onbeholpen
‘Sta je nu dichter bij de wijsheid? Of net niet?’
Hij lacht grimmig en wijst beschuldigend naar de kat, hij zegt:
‘Een opportunistisch schepsel, geeft enkel kopjes wanneer ze eten wil.’
Ik til de kat op en ga naar beneden, de zoon van mijn nonkel bekijkt een dystopische film
Over goede rechtschapen apen die het proberen over te nemen van de wrede corrupte mensen.

Ik werp de kat op zijn schoot en ren naar buiten
Ik ken dit gehucht van een eerdere begrafenis: een veertigjarige spookkotuitbaatster
Met rode haren en een vreemde onverklaarbare liefde voor plompe lori’s
In haar testament stond: ‘Geef mijn spaargeld aan de stichting die ten strijde trekt
Tegen de stomme trend om van de eenzelvige religieuze nachtelijke plompe lori
Een schattig huisdier te maken waar de kinderen van notarissen en pistoolschilders
Aan prutsen en frunniken en sleuren en leuren. Oh wat haat ik die fictieve kinderen!’

Maar haar vader zei dat die stichting niet bestond en hij verbraste het spaargeld in Montevideo
Aan schreeuwerige theatrale zelfvoldane hoeren en aan een mescalproeverij
Hij werd gek en bleef in Montevideo hangen
De pluimveetovenaars noemden hem vol ontzag en met een tikkeltje leedvermaak:
‘De schizofrene bleekscheet van de Scharminkeldreef’, omdat hij vaak in de Scharminkeldreef
In slaap viel, de hoeren dekten hem toe met ongekookte lasagnebladen
En met dode zwerfhonden, vlug terug naar mij
Ik sta ondertussen op het marktplein, ik zeg tegen een melancholische baggeraar:
‘Laten we samen een film maken over een ontslagen kraanmachinist!

Zijn vrouw vertrekt naar de Verenigde staten en wordt in een steegje in Chicago
Vermoord door een verrukkelijke slangenbezweerder. Het moordwapen is een heggenschaar.
Zijn dochter eet de ganse dag Poolse worsten en chocoladen schildpadden
Met een specifieke likeurvulling. Ze draagt een paars trainingspak en leest af en toe
Een boek over fregatschepen. De ontslagen kraanmachinist zoekt werk
Maar zijn cynisme en pedanterie schrikken potentiële werkgevers af.
Hij heeft een paardenstaart en bolle bietenboerkaken, en hij geilt op pubermeisjes in tutu’s.’

De melancholische baggeraar zegt lijzig of ijzig: ‘Wie niet?’
We maken geen film, we bezoeken een foltermuseum
En een aquarium, de melancholische baggeraar steekt zijn duimen in de lucht
Telkens de goddelijke mantaroggen voorbij zweven
Ik zeg: ‘Ik was eens op taalkamp en een monitor die mijn heimwee en mijn tranen haatte
Zei: La vie est belle, profites-en!’
Ik vrees dat ik niet naar hem heb geluisterd.

Maar nu lig ik in een hotelkamer met de baren van de Noordzee
Binnen gehoorsafstand, en mijn adem versnelt omdat de vingertoppen
Van de melancholische baggeraar op correcte wijze mijn genitaliën stimuleren
J’en profite! J’en profite!
Ik kom klaar met een verwaarloosbaar katholiek schuldgevoel
We bestellen twee kreeften, ik zeg: ‘Mijn kreeft is God, de jouwe is de duivel.’

We laten de kreeften vechten, God valt van het balkon naar beneden
En even later wordt de duivel aangevallen door een post-apocalyptische meeuw
Hij sterft en de meeuw grijnst, hikt, stikt
Zo vreemd om een meeuw te horen hikken
Het klonk als die keer toen mijn moeder me voor het eerst betrapte
Op een masturbatiesessie met de dieren van de kerststal, ze dacht
Dat ze ooggetuige was van een blasfemische daad, of dacht ze enkel:
Ik haat dit stugge tegennatuurlijke tegendraadse geldverslindende reuzenkind.

 

Over de auteur

Delphine Lecompte