Gepubliceerd op: zondag 11 oktober 2020

K&G: Weer buskruit

 

Het is moeilijk om het communielam op de tafel te negeren
De oude kruisboogschutter spreekt over die ene keer in zijn leven
Dat hij verliefd werd op een dier, ze was de merrie van een opvliegende begrafenisondernemer
Met fantoomgalblaaspijn, op een nacht betrad de oude kruisboogschutter de stal
Van de merrie met een slaapzak en een zaklamp om haar te observeren
Maar hij werd betrapt door de begrafenisondernemer en verdreven met een riek en een vloek.

De vloek was Servisch, nochtans hadden de voorouders van de opvliegende begrafenisondernemer
Hun Servisch bloed reeds laten verdunnen in de zeventiende eeuw
Ik zeg tegen de oude kruisboogschutter: ‘En toen heb je opgegeven, want niemand wil vechten
Voor de liefde van een merrie.’
‘Nee, ik heb niet opgegeven. Ik heb de merrie ontvoerd en we waren twee weken uitgehongerd
Doch gelukkig in de kelder van een snookertempel in het misogyne Winnipeg.’
‘Dat lijkt me sterk.’

Ik snijd het communielam doormidden als een valse geschminkte goochelaar
In een erbarmelijk wanstaltig pretpark reeds verlaten door de eigenaars
De oude kruisboogschutter zegt: ‘Je doet het verkeerd; je moet het lam onthoofden.
Nu is het te laat. Waar is het bloed?’
Ze hebben ons bedrogen, of ze zijn de frambozencoulis vergeten
Het lam smelt en verliest zijn liefelijke trekken, ik probeer zo veel mogelijk stukken te redden.

Ik eet als een bezetene tot mijn verhemelte gevoelloos is
Ik zeg: ‘De Mongolen vonden het buskruit uit, of waren het Japanse piraten?
Ik heb morgen een sollicitatiegesprek in een onhebbelijke chrysantenkwekerij
Vlakbij het zuivelmuseum waar we vorige zomer door een verwarde paardengokker
Werden aangevallen met een rieten mand vol pluchen draken.’
De oude kruisboogschutter zegt: ‘Jij ging terug om er opnieuw van langs te krijgen.’

Ik ging terug, maar de zomer was voorbij en het zuivelmuseum bestond niet meer
Maar ik liet me niet ontmoedigen; ik betrad een schelpenwinkel
En knoopte een gesprek aan met een naïeve pistoolschilder
Die een geschenk zocht voor zijn grootoom, uiteindelijk kocht hij een dolfijn
Gemaakt van kokkels, maar de ogen waren ordinaire kralen ontrukt aan een wielercriteriumbeer
Iedereen is dood ondertussen, en met iedereen bedoel ik de paardengokker en de pistoolschilder.

Ik sta op en verlaat het huis van de oude kruisboogschutter zonder boe of ba
Ik denk aan otters, of beter gezegd: ik denk aan de poster van otters
Die in mijn kinderkamer hing, hun Latijnse naam deed vermoeden
Dat ze stonden voor de rechtvaardiging van het goddeloze, lutra lutra
Een herhaling die de goddeloosheid sensueel en bezwerend maakte
Mijn moeder haatte die poster en op een dag kwam ik thuis
En moest ik me tevredenstellen met buizerds, buteo buteo.

Hun naam klonk prozaïsch en dictatoriaal
En hun geroep was deerniswekkend, als van een suikerzieke kat met een belletje
Plots zie ik de ontslagen kraanmachinist, hij leest een boek
Over insectenplagen in Zuid-Amerika om even te ontsnappen
Aan zijn onmodieuze spleen, ik begrijp hem.

Ik streel zijn onderarm en zeg: ‘Het is niet helemaal duidelijk
Wie het buskruit heeft uitgevonden, maar iedereen staat te trappelen om de eer op te strijken.’
De ontslagen kraanmachinist kijkt dubieus en verwijtend
Ik geeuw, we wandelen een tijdje naast elkaar en vinden een grote ovalen tomaat
Op de vensterbank van de hypochondrische goudsmid die het op mijn vader gemunt heeft.

 

Europese otter (lutra lutra) foto: Bernard Landgraf CC BY-SA 3.0

Europese otter (lutra lutra)
foto: Bernard Landgraf
CC BY-SA 3.0

 

Over de auteur

Delphine Lecompte