Gepubliceerd op: donderdag 3 september 2020

K&G: Stukjes brandladder en brokken visioen

 

De voormalige vrachtwagenchauffeur kijkt vertederd naar de opwindschildpadjes
Die kruipen, vastraken, en kantelen in het mulle zand
Het is geen filmset, het is slechts een hallucinatie of een visioen
In de hotelkamer tel ik de stukjes brandladder om sneller klaar te komen
De voormalige vrachtwagenchauffeur vingert me en zegt: ‘Mijn eerste vrouw viel
Door de mand toen ze een zwerfhond chorizo met punaises gaf
Op reis in Zwitserland. We hadden de reis gekregen van haar vader, een incestueuze landmeter.’

Ik verbeter hem: ‘Imker.’
‘Nee, landmeter.’
‘In mijn gedichten zijn de imkers incestueus en de landmeters Armeens.’
‘We leven niet in je gedichten.’
Ik hertel de stukjes brandladder en kom onzeker klaar
Op de brandladder staat een grimmige touwslager met een tube aftenzalf in zijn linkerhand
En een geblutste trombone in zijn rechterhand.

We ontbijten en ik praat honderduit over de dromen en mannen en oorden
Die ik heb opgeborgen, ze werden me opgedrongen door leraars en tijdschriften
De omelet van de voormalige vrachtwagenchauffeur lijkt op een uit de hand
Gelopen burenruzie: drumsolo’s en overhangende appelbomen
Ik eet een croissant met beleg dat van ver komt; van een sprookjesachtige streek
Waar beren hun pap en lust delen met goudharige kinderen.

Na het ontbijt wandelen we op de dijk
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt: ‘Kijk een winkel voor toeristen!
Koop jij maar een gilet met geborduurde ankers, dan koop ik een zonnebril
En zes blikjes bier. Het is woensdag en ooit zullen we dit moment koesteren.’
Maar het is al donderdag en ze hebben mijn maat niet
De voormalige vrachtwagenchauffeur koopt een bril die te gestroomlijnd is voor hem.

Wanneer hij de bril draagt lijkt hij op een duivelse ketellapper
Hij drinkt de blikjes bier snel leeg op de drempel van de armzalige woning
Waar hij werd geboren tussen onverzorgde setters, listige chinchilla’s, en mercantiele hoefsmeden
Geen van hen was zijn vader, zijn moeder zei: ‘Mijn zoon, ach.
Ik heb zetpillen en hoestbonbons waar ik meer aan gehecht ben.’
De mercantiele hoefsmeden zeiden in koor: ‘Sterf, abominabele heks, sterf!’

Maar de moeder van de voormalige vrachtwagenchauffeur stierf niet
Ze kreeg nog twee kinderen en werd dan zoetjesaan moddervet en schizofreen
De vader borg zijn poppenkast op en werd nederige bezorgde meubelmaker
Geen façade, de setters pleegden zelfmoord en de chinchilla’s werden verkocht
Aan Moldavische pornoregisseurs, de mercantiele hoefsmeden bleven
Maar ze verloren hun werk uit het oog en raakten verslaafd aan pindakaas, rum,
Tornadofilms, en bollo smitto.

We wandelen verder en in een park krijg ik een pak slaag
Van een junkie die vroeger de dermatoloog van mijn moeder was
We slaan de middagmaaltijd over, maar ’s avonds eten we wulken en oliebollen
Onder de luifel van een paardengoksalon, slechts twee van de zeven gokkers lijken op Bukowski
De voormalige vrachtwagenchauffeur vraagt: ‘Zie je me nog graag?’
Ik zeg: ‘Vraag dat niet om de haverklap, het ergert me.’

Natuurlijk zie ik hem nog graag
Terug in de hotelkamer breek ik zijn zonnebril in twee
En gooi ik de ene helft op de brandladder en de andere helft naar een meeuw
Die denkt dat ik hem een dode nerts toewerp
Hij stikt in de brillenhelft en stort neer op de kop van de korzelige Zuid-Koreaanse hoteluitbater.

Dan trekken we onze pyjama’s aan
Dan trekken we elkaars pyjama’s uit
Dan bedrijven we de liefde en stelt de voormalige vrachtwagenchauffeur een retorische vraag:
‘Wat doe je dit oude lijf aan?’
Dan valt hij in slaap
Nu ben ik de baas, maar ik ben niet graag de baas
En bovendien is er zon noch kat om de baas over te spelen.

 

Over de auteur

Delphine Lecompte