ES: K. Schippers – Zoek het donderkopje tussen de komma’s
Het gedicht Zoek het donderkopje tussen de komma’s van K. Schippers is met uitzondering van de titel een klankloos gedicht. Er is dus ook geen rijm en metrum. Toch herkennen we aan de vorm direct dat het om een bijzonder gedicht gaat, namelijk een 14-regelig sonnet dat uit twee kwatrijnen en een sextet bestaat. Daarnaast zijn er witregels tussen de strofen en is de “tekst” verdeeld over versregels en niet – zoals bij proza – over de gehele bladspiegel. Het gedicht is traditioneel qua vorm maar we kunnen het niet verklanken. Aan de inhoud kunnen we geen betekenis ontlenen. Het is een woordloos gedicht.
Wat kan het nog meer zijn? Het is een visueel gedicht, meer in het bijzonder een beeldgedicht. We moeten ernaar kijken als naar een schilderij. Wat we zien, is een tweedimensionaal vlak met identieke symbolen of tekens die in verschillende rangordes zijn opgesteld. In het vlak zijn de tekens ordelijk in strakke kolommen en rechte rijen gerangschikt. Geen chaos maar orde, die zich in zuilen en regels van elkaar onderscheiden door hun aantal en spaties.
Bekijken we het vlak van nabij, dan ontstaat er verklontering, een zwarte vlek. Houden we het vlak meer op afstand dan is er sprake van een horizontaal en verticaal lijnenspel. Het vlak doet met enige verbeelding denken aan het Terracottaleger dat in strak formaat zijn keizer Qin Shi Huangdi (259 – 210 v. Chr.) moest beschermen. Je moet er doorheen om bij zijn tombe te komen. Je moet je door de komma’s werken om bij het donderkopje te komen.
Dat het komma’s zijn, blijkt al uit de titel en uit hun karakteristieke vorm. Het gaat om tussenregelige scheidingstekens en niet om bovenregelige komma’s of apostroffen die als weglatingsteken, afkappingsteken of accent dienst doen. De titel is een imperatief en kunnen we opvatten als een verzoek of opdracht aan de lezer om tussen al die komma’s het donderkopje te vinden. De grap is dat het donderkopje niet tussen de komma’s staat maar in veel kleiner formaat midden op een volgende bladzijde is afgebeeld. In dat opzicht is het gedicht niet meer dan een glimlachgedicht.
Op het toetsenbord van computers zien komma’s er tegenwoordig anders uit dan in de jaren zestig van de vorige eeuw toen het gedicht werd geschreven en zoals ze hierboven zijn afgedrukt. Ze ogen veel ieler dan de komma’s op de toenmalige schrijfmachines. Er is nu geen verschil meer tussen de komma en het net uit zijn eierklomp gekomen donderkopje. In dat opzicht is het gedicht ook een gedateerd gedicht. De grap is uitgewerkt.
Het gedicht geeft de lezer geen woorden en zinnen om verbaal te argumenteren. Numeriek redeneren kan wel. We kunnen er elementaire rekenvaardigheden mee oefenen. We kunnen de leestekens per versregel – van links naar rechts – tellen, sommeren en vergelijken. Maar ook verticaal van boven naar beneden. Een stapje verder en we zijn al aan het voortgezet numeriek redeneren. We kunnen bijvoorbeeld centrummaten berekenen, zoals het rekenkundig gemiddelde, de mediaan of de modus.
Een volgende stap is dat we spreidingsmaatstaven berekenen zoals de variatiebreedte en standaarddeviatie. Met deze berekeningen kunnen we de verzameling komma’s nader typeren. We krijgen dan meer grip op de massa als zodanig. We beschouwen het gedicht als een verzameling elementen, waarvan de rijen en kolommen weer deelverzamelingen zijn. Kortom, het gedicht als alternatief telraam.
Willen we het gedicht in grafisch opzicht naar een hogeschoolniveau tillen dan krijgen we al gauw te maken met de frequentiepolygoon en normale verdeling. Hiermee komen we op het terrein van de kansberekening. Maar een legenda ontbreekt. We weten dus niet of de symbolen verwijzen naar iets anders dan leestekens. Wel kunnen we stellen dat – als verwijzing naar de wereld om ons heen – de tekens identiek zijn en in de pas lopen. Alleen het donderkopje is anders. Dat is de non-conformist die uit de pas loopt. Een outlier of uitbijter dus, zoals een sterk afwijkende waarnemingsuitkomst in de data-analyse wordt genoemd. Overigens kan de creatieve leraar ook wel wat met het gedicht. Hij kan op nogal onorthodoxe wijze een geïntegreerde reken-dichtles geven. Dan wordt dit een leerdicht.
Een numerieke analyse van het gedicht kan dus, maar of het betekenisvolle zoden aan de dijk zet, is aan de beoordeling van de lezer. Het schrijven van een betekenisloos gedicht dat vooral ludiek moest zijn, is dan ook wat de dichter waarschijnlijk met zijn gedicht voor ogen heeft gehad. Het gedicht heeft verder geen boodschap en verwijst nergens naar. Uit de verzameling leestekens kunnen ook niet echt statistische conclusies getrokken worden.
Het gedicht dient louter zichzelf als een non-figuratieve, visuele expressie zonder pretenties zoals zoveel dingen om ons heen. De verhevenheid van poëzie en zijn elitaire status worden door de dichter afgebroken. Het gedicht wordt een alledaags object.