K&G: Tante Katrien
In onze familie wordt altijd gelachen met tante Katrien, omdat ze geen universitair diploma heeft, en omdat ze voortdurend verliefd wordt op Jan en alleman, en zich inbeeldt dat het wederzijds is. Ze werd verliefd op de eerste zwarte postbode van Veurne. Ze zond hem kaartjes met pinguïns erop, maar zonder tekst; de pinguïns waren de code.
De postbode vroeg zijn overplaatsing aan.
Minder pijnlijk waren de verliefdheden op: de anemische kaarsenmaker, de bipolaire garnalenpeller, de theatrale melkboer, de morose windhondenfokker, en de formidabele zadelmaker. Zeer pijnlijk was de verliefdheid op haar homoseksuele schoonbroer die haar vernederde met een nagelschaartje en een zilverpapieren zwaan tijdens de rouwmaaltijd van de veelgeplaagde ezeldrijver.
Op de veelgeplaagde ezeldrijver was tante Katrien nooit verliefd geworden.
Als kind koesterde ik een zwart-witfoto van tante Katrien: een giraf stak zijn kop tussen de tralies en sabbelde aan haar lange vlechten. Die vlechten werden op een nacht ruw weggesneden met een oestermes door de seksueel gefrustreerde gouvernante Laura die vond dat Katrien te veel aandacht kreeg van de jongens.
Katrien was ondertussen veertien jaar en ze neukte naar hartenlust met Bretoense onderwaterlassers, Bulgaarse laminaatverkopers, en robuuste walvisvaarders. Ze kreeg veel slaag van mijn grootvader die kwaad was omdat hij haar, zijn paarden, zijn sloepen, en zijn vissersvrouwen niet kon temmen.
Tante Katrien was zijn oudste dochter en de enige die geen interesse had in Voltaire en Balzac, en de enige die het gedicht ‘De bultenaar’ op kerstavond weigerde te declameren. Katrien wilde liever zwemmen, vulgaire liedjes over rietjes en Malta zingen, en suikerwafels eten met baldadige slagerszonen en nijdige schrijnwerkers. De andere dochters waren de ernstige vlijtige Anne die nog voor haar eerste communie al twintig opgravingen had gedaan in Mexico, dertig Etruskische begraafplaatsen had blootgelegd in Toscane, 42 boeken had geschreven over de paringsrituelen van de groenpootruiter, en meer dan zestig varkensharten in de borstkassen van 59 Zuid-Afrikaanse pistoolschilders had gepropt.
Helaas was ze vergeten om eerst de zieke harten te verwijderen.
Dan was er mijn moeder, Sarah, de jongste, een guitig onweerstaanbaar blond wolfskind, wonderkind, en kindsterretje. Het begon bescheiden: lachen naast een labradorpuppy voor de reclamecampagne van een makelaarsbureau in Diksmuide. Maar al snel volgden shampoo- en melkreclames, en een bijrolletje in een sinister Pools drama over een necrofiele tegellegger en een kannibalistische orgelbouwer.
Mijn moeder speelde het kind van de orgelbouwer, maar ze overleefde de film.
Terug naar tante Katrien: ze werd in een gesticht gestopt door haar akelige man Wilfried. Hij was een bittere gewelddadige advocaat met maar 1 plaat: de soundtrack van The Third Man. Hij hield meer van zijn cockerspaniël dan van Katrien. De cockerspaniël ging dood. Er kwam een ruwharige teckel in de plaats. Hij hield meer van zijn ruwharige teckel dan van Katrien.
Ik mocht twee keer per week op bezoek bij Tante Katrien in het gesticht. Dan aten we eclairs en chocoladen zeepaardjes, en lachten we met Ria die pas echt gek was; zij liep rond met een figuurzaagmoerashert en een fecaal besmeurde theemuts.
Op een mooie herfstdag zijn we eens weggelopen naar Duinkerke. Ik was zes en tante Katrien was zesendertig. Het was gezellig in de bus; we zongen Live is Life van Opus, en de ganse bus zong mee. Duinkerke zelf was grimmig, we kwamen bijna in de prostitutie terecht. Maar later die dag vonden we de voornaamste winkelstraat en ik kreeg een sheriffster, een bandana, en een paarse toiletzak van tante Katrien. Ze kocht een wichelroede, een katapult, en een opgezet kuiken voor zichzelf.
We bezochten ook een mooie tentoonstelling over Eskimo’s. We voelden ons verwant met hen, omdat wij ook voortdurend koud leden, en omdat wij ook geesten vereerden in de plaats van Jezus. Aan de uitgang van het museum stond de ziedende Wilfried ons op te wachten. We kregen slaag en tante Katrien moest terug naar het gesticht.
Nu is ze al enkele jaren weer thuis. Ze is opgezwollen en wazig van de pillen. Maar ze is nog steeds hartelijk, boers, gastvrij en vrijgevig.
En elke avond hoopt ze op de terugkeer van de eerste zwarte postbode van Veurne.