Gepubliceerd op: dinsdag 14 juli 2020

K&G: De demonen van de clown

 

Ik heb een grote fascinatie voor komieken, omdat ze helemaal niet grappig zijn.
Ze zijn wrang, kwaad, angstig, en wild. Het is overduidelijk dat ze hun obsessies, verslavingen, neurosen, en diepe melancholie kwijt kunnen in hun werk. En het is mooi om te zien dat er in hun werk plaats wordt gemaakt voor die obsessies, verslavingen, neurosen, en diepe melancholie. Het is een groot geschenk om getuige te zijn van een getalenteerde getourmenteerde ziel die zijn demonen ombuigt tot zwarte, ziekelijke, absurde, en hilarische spinsels en verzinsels.

Charlie Chaplin is altijd grappig, maar hij is ook een uitgemergelde clochard met een grote honger voor schriele bastaardhondjes, jonge uitgebuite bloemenverkoopsters, louche circusartiesten, en versleten schoenen. Mijn eerste film van hem was Modern Times, en achteraf heb ik mij bekeerd. Zowel tot zijn donkere komedies als tot het socialisme.

Een beetje later mocht ik van mijn grootouders Some Like It Hot bekijken. Ik was zeven en vreemd genoeg hebben Daphne en Josephine meer gedaan voor mijn vrouwelijkheid dan Marilyn Monroe, ha ha.

Vanaf mijn tiende raakte ik in de ban van The Marx Brothers, en dat is nooit voorbijgegaan. Aanvankelijk hield ik vooral van Harpo, de typische stomme (hij spreekt niet) baldadige impulsieve speelse irrationele anarchistische clown die de mensen plaagt met een schaar en hen de stuipen op het lijf jaagt met zijn onvoorspelbare gedrag, en met zijn toeter die hij om de haverklap tevoorschijn tovert. Hij heeft een net iets te liefelijke grijns die gemakkelijk als waanzin kan worden geïnterpreteerd. Maar wanneer hij harp speelt weten we weer dat hij een heilige is: wild, kinderlijk, en onschuldig.

Als puber dweepte ik vooral met Chico, in de films van The Marx Brothers speelt hij steeds de charmante niet al te snuggere Italiaans-Amerikaans oplichter, de rokkenjager met wisselend succes, en een begenadigd pianospeler. Naast de set was hij een gekwelde man met een gokverslaving die hij nooit heeft overwonnen. Hij speelde mee in de films van zijn broers om zijn gokverslaving te kunnen financieren.
Dat neemt niets weg van zijn meesterschap en perfecte timing op het witte doek.

Het genie van The Marx Brothers was uiteraard Groucho: slim, genadeloos, onweerstaanbaar, geestigheden uit zijn mouw schuddend alsof het niets is. Zijn oneliners zijn altijd raak, zoals deze: ‘Marriage is a great institution, but who wants to live in an institution?’ Of deze: ‘Outside of a dog, a book is a man’s best friend. Inside of a dog It’s too dark to read.’
Toch bleef mijn favoriete broer Chico, de aangenaam corrupte, dommige charlatan en womanizer (ik negeer Gummo die slechts even meespeelde met zijn broers, en daarna hun manager werd. En ik negeer Zeppo die de ernstige, romantische rollen kreeg, waar hij zelf niet om had gevraagd. We zullen nooit weten of hij enig komisch talent bezat).

Wie ook een belangrijke komiek in mijn leven is geweest is Andy Kaufman. Ik leerde hem kennen dankzij Man on the Moon van Milos Forman (oké ik beken: ik leerde eerst het liedje van REM kennen).
Andy was -vriendelijk uitgedrukt- labiel. En Jim Carrey die in de film een formidabele prestatie neerzet had na de film grote moeite om zichzelf terug te vinden; er zijn beelden van zijn rare interviews en erratic behaviour op rode lopers en awardshows na Man on the Moon. Ik vind Jim Carrey overigens fantastisch in al zijn rollen, omdat je voelt dat hij bezeten en onberekenbaar is. En bereid om met zichzelf de draak te steken.

Andy Kaufman

Maar Andy Kaufman was vooral tragisch; hij slaagde er niet in om overeen te komen met zijn collega’s wanneer hij meespeelde in films en sitcoms, hij was vervelend, egocentrisch, en storend. Alle grote komieken moeten vervelend, egocentrisch, en storend zijn. Aan circusdieren hebben we niets. Andy heeft ook geprobeerd om een worstelcarrière op te bouwen, maar hij wilde enkel met vrouwen worstelen, en dus kreeg hij de fanatieke humorloze worstelfederatie over zich heen. Kaufman verdween graag voor lange tijd om de mensen te doen geloven dat hij dood was, maar uiteindelijk stierf hij echt en het was allesbehalve opzienbarend: hij stierf aan longkanker in een ziekenhuisbed.

Niet alle comedians zijn tragisch: Larry David lijkt me behoorlijk standvastig en weerbaar. Ik ben verzot op Curb Your Enthusiasm, maar als ik eerlijk ben is de angstige neurotische ex-alcoholist en overjarige wees Richard Lewis mijn favoriete personage (of persoon, hij speelt/is grotendeels zichzelf). De lijst met tragische krankzinnige verslaafde noodlottige komieken is eindeloos: Lenny Bruce, Robin Williams, Freddie Prinze, John Belushi, Joan Rivers, Bill Cosby (wel ja…), Bill Hicks, Richard Pryor, Chris Farley…

De thema’s van komieken zijn donker, rauw, grimmig, afwijkend, pijnlijk, persoonlijk, nietsontziend.
En die laag zelfspot en humor die ze in hun shows en sketches steken is heerlijk voor ons, maar in hun caravan (het cliché) huilen ze bittere tranen, drinken ze gin, nemen ze valium, en neuken ze vrouwen met alimentatiedollars in hun ogen.

 

Over de auteur

Delphine Lecompte