Gepubliceerd op: vrijdag 17 juli 2020

ES: Ted van Lieshout – Dobbelsteensonnet

 

dobbelsteensonnet

 

Spruitjes, bloemen, wijnkurken, schelpen, kauwgumpjes, lege ballonnen, wat dan ook, dubbeltalent Ted van Lieshout maakte er een beeldsonnet van. Rond vierkant vierkant rond (2015) blaakt van woordloze, visuele sonnetten, wat mij betreft niet exclusief voor in een boek, maar zeker ook voor aan de wand.

Uitgeverij Leopold maakte er een toepasselijke beeldschone uitgave van. Het boek toont een overzicht van de beeldsonnetten van ongeveer vijftien jaar geleden toen, aldus Van Lieshout, hij er maar niet in slaagde een goed gewoon sonnet te schrijven.

Plastisch kunstenaar en dichter Renaat Ramon is, voor zover mij bekend, de eerste die een beeldsonnet publiceerde. In 1997 verscheen van zijn hand Ongehoorde sonnetten waarin O Euclydes prijkt, een zwart-witte ode aan de vader van de meetkunde. Dit vers “klinkt” door slechts drie eenvoudige geometrische vormen: driehoek, vierkant, cirkel.

In 1999 kwam van Ramon een bundel met beeldsonnetten in kleur uit, Color-field Poetry, waarin de rechthoek de basisvorm is. Die titel verraadt de kruisbestuiving tussen visuele poëzie en concrete schilderkunst. De beeldsonnetten van zowel Ramon als Van Lieshout zijn terug te voeren tot de geometrische abstractie van het suprematisme.

De eerste beeldsonnetten in Van Lieshouts Rond vierkant vierkant rond bestaan, net als bij Ramon, uit elementaire figuren: driehoek, ruit, ovaal en rechthoek, zowel in zwart-wit als in kleur. Van Lieshout maakte daar een hele sonnettenreeks van. Toen hij eenmaal aan deze vier vormen gestileerde hartjes, voetstapjes, vogels etc. toevoegde, was zijn creatieve geest niet meer te houden. Door rotatie van figuren toverde hij soms zelfs optische effecten te voorschijn!

Het dobbelsteenvers heeft een zeer bekende structuur. Evenals de meeste woordsonnetten is het opgebouwd uit strofen of blokken gescheiden door witregels: twee kwatrijnen en twee terzetten met een specifiek “eindrijmschema”. Elke regel telt tien stenen met een variërend aantal ogen. De laatste steen op elke rij is in het rijmschema van het aantal ogen neergelegd: 1221 3443 565 656. De kwatrijnen vormen omarmend rijm.

Bij gebruik van zes verschillende rijmuitgangen denk ik het eerst aan een Engels of Shakespeare-sonnet, maar dat bezit drie kwatrijnen en een distichon. De verdeling in twee kwatrijnen en twee terzetten doet Italiaans aan. Het Petrarcasonnet is de “moeder” van de klinkdichten. Rond vierkant vierkant rond bevat geen andere sonnetvormen; Van Lieshout beperkte zich tot de traditionele, oudste snit.

We zouden elke dobbelsteen kunnen vergelijken met een lettergreep, immers standaardsonnetten tellen tien lettergrepen per regel. Verschil is dan dat er in dit beeldsonnet geen alternantie voorkomt: alle uitgangen bezitten mannelijk rijm. Mannelijk of staand eindigt op een beklemtoonde lettergreep (kraan/gaan) terwijl vrouwelijk of slepend rijm op een onbeklemtoonde lettergreep (lopen/open) eindigt. Bij slepend rijm zou de versregel elf dobbelstenen tellen. Vermoedelijk koos Van Lieshout hiervoor vanuit esthetische motieven, anders zouden de dobbelstenen alleen aan de linkerzijde mooi gelijnd zijn. In sommige gedichten van Ramons Color-field Poetry wisselen regels van 10 resp. 11 figuurtjes elkaar wél af, met resultaat dat die rechts niet gelijnd zijn en globaal meer aan woordsonnetten doen denken.

Op het eerste gezicht liggen de dobbelstenen keurig in het gelid. Bekijken we ze in detail, dan vallen minieme afwijkingen op. De ruimte tussen de stenen is niet overal precies eender en ze liggen ook niet alle helemaal recht. Duidelijk is dat bijvoorbeeld te zien in de eerste regel, de een na laatste steen, de 6, is een tikje gedraaid waardoor die iets hoger lijkt te liggen. Zulke subtiele deviaties brengen levendigheid teweeg en voorkomen dat het als een machinaal vervaardigd, steriel “product” aandoet.

Voor extra afwisseling zorgt de rotatie van de 2, de 3 en de 6, die eenzelfde worp weer net een ander aanzien geven. Schaduw hebben de dobbelstenen niet en zo die er was, viel die weg op het zwarte fond van de ondergrond. Overigens maken de stenen geen heel platte impressie omdat het wit in de afgeronde hoeken enigszins donkerder is. En natuurlijk telt cognitie eveneens mee: we weten dat het voorwerp in feite driedimensionaal is.

Hierboven stipte ik al aan dat de laatste stenen in de regel in rijmschema zijn neergelegd, van 1 t/m 6. Ik vraag me af hoe de verdeling van de andere ogen over het beeld tot stand kwam. Heeft Van Lieshout de andere eerst steen per steen gegooid en de worp toen als achtereenvolgende lettergrepen in het vers neergelegd?

Voorin Rond vierkant vierkant rond schreef Van Lieshout: “Poezie is spelen met taal. / Ook als het ernst is”. Heeft hij het sonnet spelenderwijs gemaakt, als bij een dobbelspel? Of heeft hij ze “op het blote oog” geschikt, zogenaamd at random? Ik zie nergens dezelfde worpen naast elkaar liggen, iets dat ik bij een echte dobbelsteenworp wel verwacht. Is het een foto, het resultaat van een fotobewerkingsprogramma, of zijn beide benut?

Het geheim van de smid laat ik verder onaangetast voortbestaan, laten we zeggen dat van Lieshouts ‘innerlijke, onbewuste wiskunde’ – een concept van Leibniz, een van de grootste 17de eeuwse denkers – hier driftig aan het werk was…

In het dobbelsteensonnet zijn, evenals in de andere beeldsonnetten, woorden noch letters te vinden. Wel de cijfers 1 t /m 6, als je het aantal ogen telt. In de kwatrijnen zouden we assonantie als eindrijm kunnen beschouwen (een/twee en drie/vier). Normaliter bezit een gedicht door conventionele logica en syntactische ordening een semantische betekenis. Aan dit dobbelsteensonnet kunnen we moeilijk specifieke inhoud toekennen. De steen roept wel associaties op met het doen van spelletjes, met toeval.

Bij dit beeldsonnet gaat het om, zoals dat zo mooi heet, overdracht van esthetische expressiviteit. Dat gebeurt door middel van de kracht van herhaling. Herhaling van een dobbelsteen die ritme oproept omdat we die steeds van een andere kant zien. Vergelijkbare visuele zeggingkracht bezitten de overbekende Warhol colaflesjes, campbellblikjes, de reliëfs van Jan Schoonhoven, de tekeningen van Agnes Martin, Heike Weber enz. We kunnen hierbij denken aan bekende noties over de appreciërende blik als eenheid in verscheidenheid, eenvoud in complexiteit.

Het dobbelsteensonnet is louter bedoeld om te bekijken. Het laat zien dat een ding is zoals het is en ook weer niet helemaal. Beeldtaal die naar analogie van Gertrude Steins befaamde citaat over een roos etaleert: “a die is a die is a die.”

Over de auteur

Inge Boulonois

- is van origine beeldend kunstenaar. Als dichter schrijft ze lichtvoetige en 'gewone' poëzie. Ze was stadsdichter van Heerhugowaard en is redacteur bij Het vrije vers en Meander. www.ingeboulonois.nl