Gepubliceerd op: maandag 20 juli 2020

EI 227: Iduna Paalman – Audit

 

Er bestaat een groep riskmanagers, ik ben er een van. We komen graag
samen in een huis met gematteerde ramen, taxeren de dreigingen, verdelen
ons zorgvuldig over de straten.

Al op de eerste hoek weet ik een schaafwond uit een tegel te schrapen,
een clash uit een auto, een grom uit een hond. Botten bevrijd ik
van hun prematuur gevormde breuken, parkeergarages
van hun diep in de staalconstructies verscholen rekenfouten.
Uit een vrouw verwijder ik het weggaan, uit het kind
de vroegtijdige verlating.

Van wat pijn lijdt en kouvat neem ik de besmetting weg. Ik repareer
wat harig schuurt, roestig drupt, weerloos naakt op de akker staat.
Kompasnaalden in zakken van traag volgezogen jassen, stikgevaar
in stilstaande adem, de onderstroom in vreemde gangen, sluizen
in manieren van praten

’s avonds rapporteer ik: alles wat misging is voorkomen, alles wat
jankte kan rustig gaan slapen.

 
____
Iduna Paalmans meermaals genomineerde debuutbundel De grom uit de hond halen opent met het ijzersterke ‘Audit’, inmiddels wijd en zijd geciteerd. Het gedicht zet de toon voor de gehele bundel. Hier wordt een gevaar onderzocht, of eigenlijk een hele reeks gevaren, met taal, met bezwerende woorden, terwijl de schrijver zich terdege realiseert dat ze het gevaar, juist door erover te schrijven, oproept, aandacht geeft, in leven houdt.

In de eerste regel van ‘Audit’ stelt een naamloze ik-figuur zich voor: ‘Er bestaat een groep riskmanagers, ik ben er een van.’ Daar bestaat al direct geen twijfel over, hier is een riskmanager aan het woord. In meerdere recensies werd deze ik-figuur gelijkgeschakeld met de dichter, de dichter als riskmanager. Misschien is dat zo, maar waarom zou een dichter niet een fictief personage kunnen opvoeren? Een dichter kan toch ook denken: ik zou wel eens een gedicht vanuit het perspectief van een riskmanager willen schrijven?

Deze riskmanager maakt deel uit van een groep die graag samenkomt ‘in een huis met gematteerde ramen’. Daar taxeren ze ‘dreigingen’ en verdelen zich ‘zorgvuldig over de straten.’ Dit laatste deel van de opsomming laat zich lezen als een ‘taken verdelen’, alvorens de straat op te gaan. Er wordt echter ook iets anders gesuggereerd, namelijk dat alles wat volgt een spel is. Het ‘verdelen ons zorgvuldig over de straten’ kan zich immers, net als de eerste twee delen van de opsomming, binnen het huis met de gematteerde ramen afspelen. Nergens staat dat de managers daadwerkelijk de straat opgaan, ze verdelen alleen de straten, als gaat het om een gezelschapsspel, Risk geheten. Het feit dat de dichter voor het woord ‘riskmanager’ heeft gekozen en niet voor het Nederlandse ‘risicomanager’ versterkt deze suggestie nog eens. Dat de ramen van het huis gematteerd zijn, duidt er ook op dat ze hun bezigheden liever geheim houden, ze willen geen pottenkijkers, dat zijn ze zelf al. Opvallend is de veelvuldig terugkerende langgerekte a-klank: bestaat, graag, samen, ramen, straten.

In de tweede strofe gaat de riskmanager aan het werk. De suggestie dat alles zich binnenshuis afspeelt is de lezer snel kwijt, zo concreet zijn de beelden. De riskmanager staat op een hoek en weet ‘een schaafwond uit een tegel te schrapen’ (weer twee maal die lange a), ‘een clash uit een auto, een grom uit een hond’. Het enige werkwoord hier is ‘schrapen’, dus ook die ‘clash’ en die ‘grom’ worden geschraapt. Of moet de lezer het werkwoord ‘halen’ uit de bundeltitel erbij denken? De vraag is of de riskmanager hier dreigingen taxeert, zoals hij in de eerste strofe zelf heeft gesteld. Het klinkt meer alsof hij sporen uitwist. De schaafwond zit blijkbaar al in de tegel, de clash zit al in de auto. Alleen die grom uit een hond schrapen, dat klinkt anders. Heeft die grom al geklonken, of wordt hier een dier onschadelijk gemaakt? Monddood?

Deze opsomming van drie elementen wordt nog in dezelfde strofe gevolgd door een opsomming van nog eens vier elementen, uitmondend in de bijzondere regel: ‘Uit een vrouw verwijder ik het weggaan, uit het kind/ de vroegtijdige verlating.’ Hier gaat het wel degelijk om dingen die mis kunnen gaan, om dreigingen, en de riskmanager is er om die dreigingen weg te nemen. Maar waarom doet hij dat? Voelt hij empathie? Wil hij de wereld behoeden voor dreigende rampen? De gevaren betreffen een vrouw, een kind, gebroken botten en de eerder genoemde schaafwond, maar ook een auto en een parkeergarage. Voelt de ik-figuur empathie voor een parkeergarage die op instorten staat? Of gaat het niet om empathie, heeft de riskmanager een andere drijfveer?

De derde strofe bestaat uit twee opsommingen. Eerst neemt de ik-figuur een besmetting weg, vervolgens repareert hij ‘wat harig schuurt, roestig drupt, weerloos naakt op de akker staat.’ Ook in deze strofe klinkt de lange a volop: harig, naakt, staat, naalden, traag, gevaar, adem, praten. Opvallend is de punt achter het woord ‘staat’, halverwege de derde strofe. Het eerder genoemde werkwoord ‘repareer’ zou zich graag laten verbinden met de nog te volgen kompasnaalden, maar de punt achter ‘staat’ voorkomt dit. Alsof er nu dingen volgen die zich niet meer laten repareren, de eigenaren van de kompasnaalden zijn echt verdronken, en ook het stikgevaar en de onderstroom zijn niet te verhelpen. Minstens zo opmerkelijk is het ontbreken van een punt aan het eind van deze strofe. De ‘sluizen/ in manieren van praten’ gaan nu over in de laatste strofe: ‘’s avonds rapporteer ik: alles wat misging is voorkomen, alles wat/ jankte kan rustig gaan slapen.’

Ja, het staat er echt en er staat dus niet: alles wat mis kon gaan is voorkomen. Nee, het is allemaal echt gebeurd. Een risico laat zich misschien nog een tijdje beheersen, maar een ramp laat zich niet voorkomen. Ieder voorkomen is een illusie. Maar wat heeft de riskmanager dan gedaan? Alleen maar dreigingen getaxeerd? Daar is hij wel mee begonnen, maar aan het eind rapporteert hij dat er wel degelijk rampen zijn voorkomen. Heeft hij misschien een poging gedaan om een herhaling van de ramp te voorkomen? En dan die toevoeging: ‘alles wat/ jankte kan rustig gaan slapen.’ De suggestie is hier dat niet alleen de hond heeft gejankt, maar ook de verdwenen vrouw en het vroegtijdig verlaten kind. Het ‘kan rustig gaan slapen’ klinkt als een bezwering, die bij deze lezer al snel een ‘dus niet’ reactie oproept.

Terug naar het begin, naar de titel: ‘Audit’. Ik ben geen specialist op het gebied van audits, maar de audits die ik ken, betreffen het bezoek van een buitenstaander die komt kijken of alles binnen een organisatie wel naar wens verloopt. Iemand die komt controleren. Is dat hier het geval? Zo iemand heet een auditor, als ik het goed heb, en geen riskmanager. Een auditor neemt waar, beoordeelt, zet vervolgens een riskmanager aan het werk.
Toch heet het gedicht ‘Audit’ en niet ‘Riskmanagement’. Maar wat is dan de ‘audit’ in dit gedicht? De samenkomst van de riskmanagers? Het bevrijden, het verwijderen, het repareren? Het rapporteren in het slot? Of duidt de titel op iets anders? Is het misschien de riskmanager zelf die een audit ondergaat? Zijn verwoede pogingen om te laten zien hoe goed hij zijn werk verstaat, wijzen in die richting. In dat geval is het de goede man helemaal niet om empathie te doen, hij wil zich alleen maar tegenover zijn collega’s bewijzen. Het is allemaal bluf, een spel, al is het misschien een ander spel dan we in het begin dachten. Geen gezelschapsspel voor een regenachtige winteravond, maar een spel waarbij letterlijk veel ‘op het spel’ staat. De riskmanager moet zijn eigen hachje redden en dat kan hij alleen doen door de hele wereld te redden. Of op z’n minst door te doen alsof. (Het kan natuurlijk ook zo zijn dat deze klankgevoelige dichter alleen maar voor het woord ‘audit’ heeft gekozen vanwege de ‘au’ die bij alle rampen, groot of klein, hoort. Of moeten we ‘audit’ lezen als ‘au dit’, quasi Frans voor: ‘hij zegt au’? Nee, dat is echt te ver gezocht.)

De kracht van dit gedicht zit in de meerduidigheid. Is de riskmanager te vertrouwen of niet? Brengt hij echt risico’s in kaart of is hij alleen maar met zijn eigen carrière bezig? Het is alsof ook hij wel weet dat de maakbare samenleving een illusie is, de geschetste veiligheid een schijnveiligheid. Hij brengt het alleen anders, hij wil immers geen slechte beoordeling. En de lezer, heeft hij iets aan zo’n riskmanager, durft hij op hem te vertrouwen? Of neemt deze riskmanager juist ieder gevaar, ieder risico, en daarmee ook iedere vorm van vreugde en geluk weg? Niemand wil verlaten worden, maar als de prijs voor rustig slapen is dat je nooit meer mag janken, dan weet ik het nog zo niet.
____

 

 

De grom uit de hond halen
Iduna Paalman
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021418070

 

Eerder verscheen in deze reeks een bespreking van het gedicht Toekomstmuziek dat ook in deze bundel staat.

 

 

Over de auteur

- is dichter, docent, literator. Hij schreef verschillende dichtbundels waarvan Het wolkenreparatieatelier de meest recente is. Peter Swanborn is een van de vaste docenten van de Poetry Academy van Poetry International en is als literair medewerker verbonden aan de Volkskrant.