Gepubliceerd op: vrijdag 29 mei 2020

EI 220: Hester Knibbe – Gesloten

 

Voor elk jaar een ring
rond je enkel je hals je geweten. Vergeet het

eeuwige smeden van mottige
banden van cirkels waarbinnen we moeten

bewegen of stilliggen stom en onmachtig
om op te staan een vuist te ballen nee

nee nee te scanderen
eerst zachtjes alleen dan luider met meer

steeds meer die het langer verdommen
verstoken te blijven van buiten

die ringen van buiten
die hut van kommer het veld van kwel. Wie kan

neemt de benen de wielen een schuitje
en landt ten slotte

ver weg in of buiten zichzelf.

 
____
“Vorm en inhoud zijn één” noteerde Willem Kloos 140 jaar geleden toen hij de gedichten van Jacques Perk bezorgde. En Gerrit Kouwenaar herhaalde het 75 jaar later in zijn inleiding bij Vijf 5tigers. Als twee zo verschillende dichters het ergens over eens zijn, zal er wel een kern van waarheid in zitten, toch? Wellicht, maar dit gedicht lijkt dat adagium te logenstraffen.

Om met de inhoud te beginnen: het gedicht is vooraleerst één lange oproep om te ontsnappen aan, ja aan wat eigenlijk? De eeuwenoude, vermolmde banden suggereren achterhaalde regels, voorschriften en conventies. Welke? Dat laat een open gedicht als dit blijkbaar liever in het midden. Iedere lezer kan zich er met deze tekst in de hand toe zetten om het eigen roer eindelijk eens helemaal om te gooien. Wat dat betreft heeft het wel iets van een protestlied uit de jaren zestig.

Maar de vorm stuurt ons ergens anders heen. Een tekst vol enjambementen en witregels krijgt iets aarzelends. Kijk bijvoorbeeld eens naar de regels ‘die het langer verdommen / verstoken te blijven van buiten // die ringen van buiten / die hut van kommer het veld van kwel’. Maar liefst twee keer achter elkaar staat daar het woord ‘buiten’ in enjambementspositie. En twee keer voel ik ook die aarzeling: ‘van buiten [… eh, tja, waar buiten eigenlijk…] die ringen’ en meteen opnieuw: ‘van buiten [iets kortere aarzeling] die hut van kommer’. Een paar regels daarboven valt het wellicht nog meer op, als het scanderen van ‘nee nee nee’ al na het eerst woord onderbroken wordt.

Wat wil dit gedicht van ons? Moeten we ergens tegen in opstand komen? Of toch liever nog maar even niet? Het lijkt wel of de inhoud en de vorm twee verschillende sprekers suggereren. Inhoudelijk houdt de eloquente idealist ons een toekomst voor waarin wij zelf het heft in handen nemen. Maar daar staat het stemgeluid van de toehoorder tegenover die de woorden eerst eens proeft, ze dan langzaam laat bezinken en vervolgens denkt: “Het klinkt wel goed allemaal, maar moet het echt nu meteen?”

Overigens maken al die enjambementen ons misschien nóg iets duidelijk. Het enjambement is immers bij uitstek een stijlfiguur die bij poëzie hoort. In andere tekstvormen bestaat hij domweg niet. Een enjambement (laat staan een hele samenscholing van enjambementen zoals hier) wijst de lezer er tamelijk hardhandig op dat hij een gedicht aan het lezen is. En niet een betoog of een verhaal. Er staat dus niet alleen maar wat ik hierboven als “inhoud” probeerde te begrijpen. Een gedicht biedt per definitie meer. Anders ook dan bij een betoog is in een gedicht de tekst zelf aan het woord. De vraag is niet wat de dichter ermee bedoelt, maar wat het gedicht zelf ons te melden heeft. De spanning tussen vorm en inhoud is daarom ook per se een uitnodiging tot poëticale duiding.

Het gedicht spreekt. Het geeft zichzelf bloot aan de lezer en nodigt hem uit om de woorden nu eens niet zo conventioneel tot zich te nemen. Stap uit die traditionele manier van interpreteren. Bevrijd jezelf van de poëtica’s van Kloos, Kouwenaar of wie dan ook. Vergeet wat je vroeger op school geleerd hebt. Kijk zelf! Denk zelf! En geef het gedicht duizend nieuwe levens naast dat ene dat het van de dichter meegekregen heeft. Die laatste losstaande regel zet ons enigszins op het juiste spoor. ‘Wie kan’ bevrijdt zich van de schoolse poëzielessen en zoekt zijn eigen weg ‘ver weg in of buiten zichzelf’. Inderdaad, niet alleen naar buiten, maar ook naar binnen. De bevrijding van de lezer hoeft niet al te veel lichamelijke inspanning te vergen. Het kan gewoon thuis, in een luie stoel. Bijvoorbeeld met een bundel van Hester Knibbe in de hand.

 

 

Inzake dit huis
Hester Knibbe
Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN 9789029541671

 

 

 

 

 

Over de auteur

Jan de Jong

- (1954) studeerde Nederlands en literatuursociologie in Tilburg en Nijmegen. Hij is redacteur letteren van cultureel webmagazine CuBra.nl, recenseert poëzie voor verschillende papieren en digitale media en is co-auteur van Zelf gedichten lezen, een bundel essays over moderne Nederlandse poëzie.