EI 214: J. Bernlef – Jong meisje, slapend
De wimpers vierkant hard
en stijf van de mascara
gitzwarte luiken voor haar ogen
gesloten – ze slaapt
de smalle kaak opzij gedraaid
het laken laat één schouder bloot
waaruit het wonder van een arm ontbot
tot in haar spitse lichtgebogen vingers
rond de handpalm open als de mond
met rechte natte tanden haar oksel
hol en leeg
Alsof zij zo te wachten ligt
op een kleine witte tennisbal
met zachte vacht alsof dit woord
straks bij het ontwaken
verbaasd en naakt rechtop in bed
met zelf nog nauwelijks borsten
zal worden uitgesproken en
de hele dag haar bijblijft
zoals haar lichaam in haar jurk
op springen de maat en melodie
der dingen haar schots en scheef
op straat beweegt.
____
In de eerste strofe krijgen we een beeld van het slapende meisje. Eerst haar wimpers. Ze heeft ze zwart gemaakt en voor het slapen niet schoon gemaakt. De “camera” glijdt langs haar kaak, haar schouder, arm, de vingers. Let op de korte i-klank in die versregel. Dan de handpalm, ‘open als de mond’. Hij ziet haar ‘oksel / hol en leeg’ en dan vervolgt hij in de tweede strofe: ‘Alsof zij zo te wachten ligt’
De versregels 16 en 17 (‘verbaasd … borsten’) horen bij het meisje (‘zij’), maar ik lees ook zo dat die versregels betrekking hebben op het woord ’tennisbal’. Hoe dat komt? De bepaling van gesteldheid ‘verbaasd … borsten’ is taalkundig verbonden met ‘woord’, omdat, in de metaforische situatie van het gedicht, dit woord de laatste zelfstandigheid is vóór de bepaling. Bovendien is ‘woord’ het grammaticaal onderwerp. Het ‘zal worden uitgesproken’. In “normaal” taalgebruik is het natuurlijk zo dat de lezer de bepaling verbindt met ‘zij’ (het logisch onderwerp). Zij spreekt ‘bij het ontwaken’, verbaasd het woord uit. Zij ligt daar zo te wachten op de tennisbal dat het woord ’tennisbal’ zal worden uitgesproken. Maar de door de lezer gelegde verbinding tussen de ’tennisbal’ en het ‘verbaasd en naakt rechtop’ in bed zitten functioneert wonderwel.
Er valt nog meer over te zeggen. Haar oksel is ‘hol en leeg’. Zij ligt als het ware te wachten op de kleine bal met zachte vacht. Ik vind dat een heel mooi verrassend en toch op een gekke manier logisch beeld. Je zou het zo kunnen opvatten dat ze ligt te wachten op puberale haargroei, nog zacht haar, blond. En even verder staat: ‘met zelf nog nauwelijks borsten’. De kleine bal functioneert als beeldrijm. En kijk en luister hoe het verder gaat. Het woord tennisbal blijft haar inderdaad en in de taal bij: luister hoe de tennisbal in het ritme op en neer springt. Allerlei soorten rijm versterken dit: ‘springen’ – ‘dingen’, ‘maat en melodie’, ‘schots en scheef’, ‘maat’ – ‘straat’, ‘scheef’ – ‘beweegt’. Zelfs de springerige syntaxis doet mee. Haar lichaam ‘beweegt’ haar ‘schots en scheef’ op straat. Het tussenzinnetje is intrigerend: ‘de maat en melodie der dingen’ springen op. Haar jonge lichaam staat ook ‘op springen’. Bal en lichaam passen prachtig in elkaar. Haar oksel wacht op de kleine, zachte bal.
Als je zo met de dingen en de taal omgaat, als je zo kunt kijken en schrijven, mag je een beeldend taalkunstenaar heten.
Dit gedicht zit vol met klankbewegingen, ritmische bewegingen die de lezer betrekken bij de voorstelling, zodat hij de beelden als een film voor zich ziet, maar het gaat verder: de lezer / toehoorder (want auditief werkt het nog sterker dan puur lezend) voelt de bewegingen in zijn lichaam en vervolgens ook in zijn psychologische en emotionele systeem. Hij wordt als persoonlijkheid volledig op het gedicht betrokken en dat lijkt ook het belangrijkste doel van de dichter, die emoties – eenvoudige en zeer ingewikkelde – wil delen.
Stilleven
J. Bernlef
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021448404