Gepubliceerd op: zaterdag 14 maart 2020

ES: Quirien van Haelen – Côte d’Azur

 

Brigitte, Verona, Eva, Kim, Marieke
Aurora, Mäde, Tina, Claire, Yvon
Yolanda, Nina, Daisy, Sue, Manon
Martine, Lilly, Nancy, Annemieke

Justine, Maria, Ankie, Lindsay, Lieke
Adèle, Judith, Vera, Ann, Marjon
Yvette, Denise

 
 
 
 

Het volgend jaar een busreis naar Lloret
Wellicht haal ik daar wél een heel sonnet

 

In dit gedicht neemt Quirien van Haelen (1981) ons mee naar de fraaie Côte d’Azur, de Azuren Kust, de bijnaam voor het oostelijke deel van de Franse Middellandse Zee-kust, waar plaatsen liggen als Nice, Cannes, Saint-Tropez en een ministaatje als Monaco. Het is al heel lang een geliefd vakantiegebied. Wat valt daar zoal te bezichtigen?

Je ziet het landschap meteen voor je als je Van Haelens beschrijving begint te lezen. Het is een lijst met veroveringen − eenendertig meisjes in totaal. Het gaat om een divers en internationaal gezelschap, met bekende en wat minder bekende voornamen. De meisjes zijn zo te zien afkomstig uit landen als Frankrijk, Italië, Engeland, Duitsland, België en Nederland, al weet je dat natuurlijk nooit zeker. Kim kan overal vandaan komen. Vera ook. En waar zou een meisje als Mäde geboren zijn?

Misschien komen ze allemaal wel uit verschillende landen. Het is mogelijk dat onze rokkenjager tijdens zijn vakantie niet zo veel mogelijk meisjes heeft willen veroveren, maar meisjes uit zo veel mogelijk verschillende landen. Ieder zijn hobby. Er zijn ook mensen die stempels van zo veel mogelijk verschillende landen in hun paspoort verzamelen. Of nummerplaten van auto’s uit zo veel mogelijk verschillende landen. Of foto’s van zo veel mogelijk internationale treinen. Het is soms hard werken voor een verzamelaar.

Na zes en een halve regel volgt opeens een lange stilte. Hoe lang? Vijf en een halve regel, plus twee witregels − zo lang als een half sonnet duurt. Uit de slotregels valt op te maken dat Van Haelen een heel sonnet had willen schrijven en dat elke regel daarvan vol had moeten staan met vier of vijf meisjesnamen. Een stuk of zestig veroveringen had onze Don Juan aan de Côte d’Azur willen bijschrijven, maar het is hem niet gelukt; na Denise, nummertje 31, stokte de veroveringstocht.

Volgend jaar gaat hij zijn jachtterrein dan maar verplaatsen naar Lloret de Mar, aan de Spaanse Costa Brava, de Ruige Kust. Iets verder weg, iets minder mondain, iets goedkoper, iets drukker en met waarschijnlijk iets meer kans op succes: Lloret heeft het imago van “feeststad voor dronken jongeren”, en ontvangt elke zomer om en nabij de 160.000 toeristen, volgens Wikipedia.

In Naar de letter (1995), het handboek voor de editiewetenschap, schreef Marita Mathijsen over het verschijnsel dat dichters tijdens het schrijven van hun verzen soms plekken open laten, waar dan later nog een of meer woorden ingevoegd moeten worden. Zeker bij vormvaste dichters komt dat geregeld voor. “Het is (…) mogelijk dat een auteur in een manuscript binnen een teksteenheid een bepaalde plaats nog niet ingevuld heeft, hoewel omvang en syntactische verbinding al bij benadering vastliggen. Men spreekt dan van een open plaats.” In feite was dit vakantiesonnet bij aanvang één grote open plaats. De omvang van het gedicht lag al vast: het aantal regels, het aantal strofen, het rijmschema, het aantal lettergrepen per regel. En de ‘syntactische verbinding’ ook: alleen de meisjesnamen, gescheiden door komma’s, hoefden nog maar ingevuld te worden.

Maar toen ging er iets mis. En nu zitten we dus met een mislukte vakantie, en een mislukt sonnet, met een gapend gat erin. Natuurlijk had Van Haelen zijn halfbakken gedicht (en daarmee het bewijs van zijn halfbakken verleiderskunsten) gewoon kunnen weggooien. Maar dat heeft hij gelukkig niet gedaan. De ironie, en sympathie, zit in het feit dat hij ons hier laat delen in zijn mislukking, en in zijn eerlijke onthulling dat hij het volgend jaar dan maar eens op een andere plaats opnieuw gaat proberen.

Het is een merkwaardig compliment voor een dichter, maar eigenlijk is het beste deel van dit sonnet het niet geschreven deel: het grote gat ná “Denise”, de denkbeeldige stippellijntjes waar nog geen namen zijn ingevuld. Dat is het hart van het gedicht, hoe leeg ook. Daar staat, ongeschreven maar toch heel goed leesbaar, de belangrijkste mededeling: ik ben een loser.

Natuurlijk is dit gedicht een grap. Grappen moet je niet uitleggen. Maar soms is dat toch nodig. Van Haelens gedicht kreeg enige bekendheid omdat het jarenlang de afsluiting vormde van de laatste editie van Gerrit Komrij’s grote bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie: de editie van 2004, De Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten. Van Haelen was daarin als jongste, en dus laatste, dichter opgenomen met dit ene gedicht. Het werd daarom door heel veel mensen gelezen, maar Van Haelen merkte toen “dat heel veel mensen de clou ontging, doordat ze niet wisten wat een sonnet was.” Dat schreef hij in 2005, in het nawoord bij zijn bundel Testosteron, waarin het gedicht opnieuw opgenomen was. Hij voelde zich gedwongen om alsnog een toelichting te geven: “Daarom is in deze bundel een korte uitleg opgenomen over alle versvormen die gebruikt zijn.” En daarnaast vermeldde hij in de inhoudsopgave bij elk gedicht afzonderlijk ook nog eens in welke versvorm het geschreven was. Iedereen kon nu weten dat ‘Côte d’Azur’ een sonnet was, zodat nooit meer iemand de clou van zijn vakantiegedicht zou hoeven te missen.

In 2016 stelde Ilja Leonard Pfeijffer een nieuwe dikke bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie samen, bedoeld als de opvolger van die van Gerrit Komrij: De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Quirien van Haelen was er opnieuw in opgenomen, opnieuw met maar één gedicht, opnieuw met ‘Côte d’Azur’. Maar iemand (de bloemlezer, de eindredacteur, de zetter, de corrector) had het nog steeds niet goed begrepen. Zo werd het afgedrukt:

CÔTE D’AZUR

Brigitte, Verona, Eva, Kim, Marieke
Aurora, Mäde, Tina, Claire, Yvon
Yolanda, Nina, Daisy, Sue, Manon
Martine, Lilly, Nancy, Annemieke

Justine, Maria, Ankie, Lindsay, Lieke
Adèle, Judith, Vera, Ann, Marjon
Yvette, Denise

Het volgend jaar een busreis naar Lloret
Wellicht haal ik daar wél een heel sonnet

 

Deze tekst verscheen eerder in: Guus Middag, De wereld is weer plat, ja. De poëzie van tegenwoordig. Amsterdam, Uitgeverij Van Oorschot, 2019, p. 86-90.

Over de auteur

Guus Middag

- is essayist, columnist en vertaler. Hij publiceerde kleine essays over poëzie, bedoeld voor een jong publiek, waaronder 'Ik maak nooit iets mee en andere avonturen' (Gouden Griffel 1996). Vorig jaar verscheen van zijn hand een boek met beschouwingen over gedichten, 'De wereld is weer plat, ja. De poëzie van tegenwoordig.'