Gepubliceerd op: maandag 23 maart 2020

EI 212: Peter Knipmeijer – Utrechts sonnet

 

Het najaar valt en wolken drommen samen
De vogels trekken naar het zuiden toe
Ik weet nog dat ze in de lente kwamen
En hoe de tijd vervloog, het maakt me moe

Ik weet nog dat ze in de lente kwamen
Vanuit het niets, ineens, geen mens wist hoe
Ze floten en ze krasten onze namen
En riepen op tot moord en amour fou

Ze floten en ze krasten onze namen
Het werd een drama en een hoop gedoe
Ik weet nog dat ze in de lente kwamen
En hoe de tijd vervloog, het maakt me moe

Gelukkig is er kaas en rode port
Ik eet en drink en zie wel wat het wordt.

 
____
De sfeer in het grootste deel van het gedicht is dreigend, meteen vanaf de eerste versregel. Dreiging heeft te maken met angst, verwachting, en onzekerheid.

Daarmee gaat dreiging over de toekomst. En dat is opvallend in een gedicht dat grotendeels over het verleden gaat. Over ‘de lente’ toen de vogels kwamen tot en met het nu, als het ‘najaar valt’. Toch werkt het, omdat de onzekerheid die voor de toekomst geldt in het gedicht ook opgaat voor dat verleden. Wat is er precies gebeurd? Dat is niet duidelijk, ‘geen mens wist hoe’, wel dat het weinig goeds was (‘een drama en een hoop gedoe’).
Dit angstige gevoel van het verleden heeft iets te maken met ‘de vogels’. ‘Ze floten en ze krasten onze namen.’ De vogels krijgen een menselijk soort intelligentie. Bovendien hebben ze kwade bedoelingen, ze ‘riepen op tot moord’. Al met al een suspense die erg aan de film “The Birds” van Alfred Hitchcock (en daarmee natuurlijk ook aan het verhaal van Daphne du Maurier) doet denken.

De titel Utrechts sonnet verwijst naar de versvorm waaraan dit gedicht voldoet. Daarbij vindt de wending in de laatste twee versregels plaats. Bovendien worden enkele versregels herhaald.
In dit gedicht draagt het leggen van de wending aan het einde ertoe bij dat de dreiging langer volgehouden wordt en de enorme relativering aan het slot sterker als een bevrijding voelt. Het herhalen van de versregels helpt mee aan de dreigende sfeer. Het zorgt voor een gevoel van onontkoombaarheid, dat er niet aan te ontsnappen valt. Bovendien draagt het in herhaling vallen bij aan de onzekerheid: hier is iemand aan het woord die niet goed weet hoe de gebeurtenissen onder woorden te brengen en in die verwarring zichzelf maar herhaalt.

De onduidelijkheid over wat er precies gebeurd is, maakt verschillende interpretaties mogelijk.
Zo kunnen we de ‘vogels’ als symbool van de liefde zien, die in ‘de lente’ van het leven van de ‘ik’ kwam. Inmiddels is de ‘ik’ in het ‘najaar’ van het leven. De liefde is voorbij, de vogels trekken weg. In retrospect vertelt de ‘ik’ over die liefde als een negatieve ervaring en refereert eraan als ‘amour fou’. De liefde liep uit in ‘een drama en een hoop gedoe’.
Daarnaast kunnen we het beschrevene letterlijker nemen: er is een soort plaag of ziekte geweest vanaf de lente tot en met de herfst. Wat precies blijft onduidelijk, en wat de rol van de vogels is ook. Misschien vogelgriep?
Misschien ook zit de ‘ik’ de film van Hitchcock te kijken (‘Ik […] zie wel wat het wordt’).

De dreigende sfeer verdwijnt als sneeuw voor de zon in de laatste twee versregels. De ‘ik’ zit ineens te genieten van ‘kaas en rode port’, rept met geen woord meer over het verleden, en staat laconiek tegenover de toekomst. Het woord ‘gelukkig’ aan het begin van de laatste strofe suggereert dat dit de manier is om gelukkig te worden: je niet druk maken over verleden en toekomst en genieten van het nu.

 

 

Er is light!
Tien jaar gebonden
Diverse dichters van Het vrije vers
Samengesteld door Inge Boulonois en Remko Koplamp
Uitgegeven door Het vrije vers
ISBN 9789463986243

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.