EI 210: Lies Van Gasse – Een geest met televisiehanden
Soms valt er niets te delen, dan
ren je door de tijd, een mooie tijd
met melk en sokken, vol van spijt
en giet je in de pot wat anders kan
en slapen, als een otter op je rug
en slapen, wendbaar als een kat
en slapen, beseffen, dromen dat
de tijd niet heen, maar ook terug –
Soms val je door de dagen, je fotohand
op wat je zien wil, niet kan pakken.
Je valt in slaap, verdeelt je lens; die andere kant
waar de laatste weken op je inhakken,
alleen op je scherm schept dat een band.
De lucht lijkt voor eeuwig verdeeld in vlakken.
____
Het gedicht is gemaakt als een traditioneel sonnet.
Daarnaast kent het enkele opvallende woordherhalingen. Zo komt het woord ’tijd’ drie keer voor. Het concept ’tijd’ is duidelijk belangrijk in dit gedicht: ook ‘Soms’, ‘dan’, ‘dagen’, ‘weken’, en ‘eeuwig’ gaan erover. Het gedicht staat in de tegenwoordige tijd. Het bestaat uit drie delen. Twee daarvan beginnen met ‘Soms’ en gaan dus over gebeurtenissen die herhaaldelijk, maar niet vaak, voorkomen. De laatste versregel identificeert iets als ‘voor eeuwig’, waarmee het gedicht een toestand die continu blijft heeft bereikt. Het gebruik van het woord ‘lijkt’ nuanceert dat overigens.
Een ander opvallende woordherhaling is het werkwoord “vallen”. In v1 ‘valt er niets te delen’: een social media nachtmerrie. Maar ook een goede gelegenheid om ‘je’ terug te trekken, tot jezelf te komen. In v9 ‘val je door de dagen’: een passieve houding, de dingen overkomen je, zelf heb je geen controle. En in v11 ‘valt’ de ‘je’ ‘in slaap’. Want wat doe je als je je terugtrekt uit het sociale (media) leven? Juist: ‘slapen’ (v5,6,7).
En kijken. In het sextet gaat het vooral over ‘zien’ (v10) en in lijn daarmee televisie en fotografie met woorden als ‘foto-‘, ‘lens’, ‘scherm’. Misschien kijkt de ‘je’ hier films en series, klikt op het plaatje met ‘je fotohand’ van ‘wat je zien wil’. Misschien doorzoekt de ‘je’ foto-bestanden op een computer of smartphone (de digitale variant van de schoenendoos met oude foto’s die je ‘niet kan pakken’). Wat is er ‘de laatste weken’ gebeurd dat ze ‘op je inhakken’? Een relatie die uit is gegaan? Een sterfgeval van een naaste? We komen het niet te weten. De ‘je’ is ‘vol van spijt’, voelt zich schuldig, maar waarover? Over wat er is gebeurd, of juist wat de ‘je’ niet heeft gedaan? De ‘je’ droomt dat ‘de tijd (…) ook terug’. Oude foto’s terugkijken kan wel, maar ‘alleen op je scherm schept dat een band’.
Ook opvallend is de herhaling van het werkwoord (ver)delen. In de eerste versregel ‘valt er niets te delen’. In de laatste versregel lijkt ‘de lucht (…) voor eeuwig verdeeld’. We gaan in het gedicht van een situatie waarbij het hele werkwoord niet van toepassing is naar een situatie waar het deelwoord voltooid en ‘voor eeuwig’ is (of in ieder geval ‘lijkt’). Het delen kan slaan op de delen van het gedicht, maar ook op het delen van het verhaal en de gevoelens van de ‘je’, of het delen van informatie in het algemeen, of op social media in het bijzonder. De verdeling kan slaan op het verdelen van de boedel bij een stel dat uit elkaar gaat (en ook immaterieel: ‘de lucht’ wordt niet geklaard, maar ‘verdeeld’), of de verdeling van de erfenis bij een sterfgeval, of de ruimtelijke verdeling ‘in vlakken’, zoals op een schilderij of een foto.
Toen ik dit gedicht las, moest ik bij de laatste versregel onmiddellijk denken aan het gedicht , hoe elke zomerochtend de lucht werd onderverdeeld in vakken uit de bundel Wassende stad. Ik schreef er eerder over in deze serie en ik zal dat hier niet herhalen. Dit gedicht heeft enkele sterke overeenkomsten. In het bijzonder suggereert , hoe elke zomerochtend de lucht werd onderverdeeld in vakken dat er iets aan voorafgaat. En zo kunnen we het sonnet hierboven zien: als een prequel.
Rebelse sonnetten
Boekenweekgedichten 2020
Diverse auteurs
Uitgeverij Wereldbibliotheek / Nieuw Amsterdam
ISBN 9789028450486