Gepubliceerd op: maandag 24 februari 2020

EI 207: Willem Thies – Imago

 


zwavelgeel de dode vaandels van de koninginnenpage
van thorax tot slippen, de achtervleugels rood aangestipt
de slaapbollen knikken in het klaverveld het grasland aan de rand
van prikkeldraadstruiken zwarte bramen waaraan een streng
paardenhaar een penseel zonder steel

 
____
‘Imago’ is Latijn voor “beeld”. We kunnen ons dus afvragen welk beeld dit gedicht beschrijft.
De eerste twee versregels beschrijven een vlinder: ‘de koninginnepage’. De overige drie versregels van het gedicht beschrijven een ‘-veld’ met ‘gras-‘, bloemen, en ‘-struiken’.

Het gedicht lijkt zo een statisch natuurbeeld te beschrijven. We kunnen hierbij denken aan het imagisme. Dit gedicht gaat op een paar belangrijke punten voorbij aan deze modernistische stroming van een eeuw geleden.
Zo is de beschrijving helemaal niet zo scherp. De eerste versregel wijst met ‘vaandels’, ‘koningin-‘ en ‘-page’ naar de wereld van de adel, ridders, kastelen. Het hangt van de lezer af of ij eerst aan deze wereld denkt, of aan de wereld van de vlinders.
Bovendien zet in v3 ‘de slaapbollen knikken’ ons in eerste instantie op het verkeerde been: we denken aan in slaap vallen. In combinatie met de adel en kastelen misschien aan het sprookje van Doornroosje.
De ‘vaandels’ blijken een metafoor voor “vleugels”. Een imagist had dat laatste woord gebruikt. In v4 is het nog veel sterker: wat zijn ‘prikkeldraadstruiken’? Vergelijkt het gedicht hier ‘prikkeldraad’ met ‘struiken’? Of juist ‘struiken’ met ‘prikkeldraad’? Staan er ‘bramen’-‘struiken’ (die inderdaad doornen hebben) ‘aan de rand’ van ‘het grasland’, zoals andere grasvelden worden omgeven door ‘prikkeldraad’? Of wordt ‘het grasland’ omheind door ‘prikkeldraad’, waaraan ‘bramen’ zitten? Door het metaforisch gebruik van het samengestelde woord ‘prikkeldraadstruiken’ en de ambiguiteit van het woord ‘bramen’, is de beschrijving allerminst scherp en exact. We kunnen in de ‘prikkeldraadstruiken’ overigens een equivalent zien van de doornhaag bij Doornroosje.
Daarnaast is er behalve het beeldgerichte spoor waarop de titel ons zet ook een duidelijk klankgericht spoor in het gedicht. De langgerekte a-klank van het woord ‘Imago’ domineert het gedicht. Alleen in v2 komt het maar één keer voor, in alle overige versregels twee of meer keren. Bovendien kennen v3 en v5 een opvallend gelijksoortig binnenrijm, respectievelijk ‘grasland’ / ‘rand’ en ‘penseel’ / ‘steel’. Het gedicht wekt zo het vermoeden dat de woorden niet uitgekozen zijn om het beeld zo scherp mogelijk te beschrijven, maar evenzeer om qua klank bij elkaar te horen.

Het gedicht benadert het fenomeen “beeld” ook nog op een andere manier. Het duidt op veel mogelijke andere beelden, schilderijen om precies te zijn, die met het ‘penseel’ dat aan het einde tevoorschijn komt gemaakt zijn of kunnen worden. Dat ‘penseel’ is er alleen in potentie: het heeft nog geen ‘steel’, het ‘paardenhaar’ moet eerst geplukt worden (als ‘bramen’) en tot ‘penseel’ gemaakt. En daarna kan dat ‘penseel’ allerlei beelden schilderen. Bijvoorbeeld een vlinder, of een ‘grasland’.
Het gedicht toont hier dat het niet statisch is. Niet alleen door dit open einde qua ‘penseel’, maar ook door het listige gebruik van lidwoorden. Tot en met v3 zijn alle lidwoorden bepaald. In de laatste twee versregels zijn allebei de lidwoorden onbepaald. In v4 worden in eerste instantie de lidwoorden weggelaten en aan het einde komt het eerste onbepaalde lidwoord: ‘een streng’. En in v5 meteen de volgende: ‘een penseel’. De bepaaldheid neemt af, de mogelijkheden en varianten nemen toe.
Dit loopt parallel met de algemene lijn van het gedicht: van “natuurlijk” (vlinder, veld) naar de combinatie “natuurlijk” / “kunstmatig” (‘prikkeldraadstruiken’) naar uiteindelijk “kunst” (‘penseel’).

Het woord ‘Imago’ gebruiken we tegenwoordig in het Nederlands vooral om een reputatie aan te geven. We hebben het over beeldvorming. Welke “reputatie” spreekt er uit dit gedicht? Het lijkt zich rekenschap te geven van cultuurhistorie (sprookje, imagisme, natuurgedichten). Daarnaast heeft het een open einde en kijkt zo naar de toekomst.
Wat dat betreft: “De imagisten verwierpen het sentiment en de discursiviteit (‘al denkend’ opgebouwde gedichten) die typisch waren voor veel romantische en victoriaanse poëzie.” (Aldus Wikipedia.) Is dit gedicht geheel cursief gedrukt als tegenwicht voor de “discursiviteit”? Het hardop denken is eerder regel dan uitzondering in de hedendaagse poëzie. Of is het cursief gedrukt omdat het een terzijde is bij de literatuurgeschiedenis, en misschien ook wel bij de poëzie van nu?

 

 

Schoon
Willem Thies
Uitgeverij Gaia Chapbooks
ISBN 9780244240127
Verkrijgbaar via print on demand
of gratis als PDF.

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.