EI 199: Ana Roelofs – Sonnetten (1)
Toen ik mijn vleugels kreeg zonken de monsters weg
in drankzucht en even gingen alle remmen los
om wraak te nemen op de drager van het geheim
was de lucht ruim bedekt met sluwheid en verraad
het geheim was niets waard, trok zich nergens wat van aan
wolkte schaamteloos in stropende verveling
verbijsterd bezwijkend voor de dronken monsters
ongekend verloren; er stond geen gunstige wind
er werd een vliegverbod aan de binnenkant van
mijn schedel geschreven onverbiddelijk traag
vloog ik veel te dicht langs de bloeddonkere zon
verbrandden de papieren vleugels onverschillig
zacht en zachter verdronk ik in verdriet
zonder geborgenheid kon ik niet ademen
____
Dit gedicht is een collage van woorden, waarschijnlijk geknipt uit kranten en tijdschriften. Hierdoor zijn er verschillende lettertypes, verschillende lettergroottes, verschillende achtergrondkleuren, verschillende leesrichtingen, letters regular, italic, en bold; de meeste letters zijn donker tegen een lichte achtergrond, maar bij een paar is dat omgekeerd; ‘zacht en zachter’ staat tussen streepjes.
Het gedicht kent zo een grote diversiteit. De woorden hebben een zekere zelfstandigheid. Ze vormen samen zinnen, en die zinnen samen een verhaal. Maar de woorden komen duidelijk ergens anders vandaan. Uit een ander verhaal, een uitspraak, of een bericht. Ze hebben in de meeste gevallen hun eigen achtergrond behouden. De diversiteit leidt tot een gevoel van dynamiek. Deze woorden blijven vast niet voor altijd bij elkaar. Op een gegeven moment kunnen ze weer andere woorden opzoeken, andere zinnen vormen, andere verhalen vertellen.
Niet dat de woorden van dit gedicht snel uiteen kunnen vallen. Daarvoor staan ze te dicht op elkaar. De woorden in het midden zullen moeten wachten totdat de woorden aan de randen ruimte hebben gemaakt. Die dichtheid van de woorden maakt dit gedicht anders dan bv een losgeldbrief, waarvoor vroeger ook wel uitgeknipte woorden werden gebruikt.
De dichtheid vertraagt het lezen en daarmee het overbrengen van de tekstuele inhoud van het gedicht. Dat wordt versterkt door het wisselen van leesrichting. Hiernaast toont de lijn hoe we de tekst van het gedicht lezen. Maar voordat we die lijn te pakken hebben, moeten we af en toe corrigeren, kijken welke kant we nu op moeten lezen. Het lezen wordt zo een belevenis. Een ontdekkingsreis, of misschien een achtbaan.
Maar voordat we gaan lezen ontstaan er al kijkrichtingen. Dit keer zoals we die kennen uit de schilderkunst. Onze ogen schieten naar de visuele zwaartepunten: de grote ‘IK’ bovenaan, de grote vetgedrukte ‘ZON’ rechts, het kleinere (maar voor zo’n onbeduidend woord relatief grote) vetgedrukte ‘er’ aan de linkerkant. Bovenaan springt ‘IK’ extra op doordat het horizontaal gezet is, terwijl de woorden eromheen vertikaal staan. Rechts onderin ontstaat door de afwissweling van leesrichting een draaiing, zoals we die bv ook kennen uit sommige supprematistische werken van Malevich. Het past goed bij het gevoel van in de schulp kruipen dat uit deze laatste versregel spreekt. Er zit ook veel witruimte omheen – waarschijnlijk is dit blokje het eerste deel van het gedicht dat afdrijft. wat het nog enigszins bij het gedicht houdt: de lijn ‘donkere’ – ‘zon’ – ‘zonder’. Door de presentatie als collage is die veel sterker dan in de “platte” tekst, waarbij er twee versregels tussen ‘zon’ en ‘zonder’ staan.
De woorden lijken uit kranten en tijdschriften te komen. Daarmee is er een verband met de actualiteit. Het verhaal dat in het gedicht verteld wordt, is in de verleden tijd gesteld. We kunnen het zien als het verslag van een gebeurtenis. Toch lijkt het geen nieuwsbericht. Daarvoor draait het te veel om de ervaringen van een ‘ik’. Als het al in een krant of tijdschrift hoort, is het een column. Het verhaal is eerder fantastisch dan realistisch. Het zit meer in de sfeer van een droom, of een sprookje (‘monsters’), of een mythe (we denken aan Icarus).
Is dit een sonnet? Dat is in de “platte” tekst vrij duidelijk, hoewel er geen sprake is van eindrijm (ondanks de klankrijkdom in het gedicht), het metrum is erg onregelmatig voor een traditionele versvorm, er is geen duidelijke inhoudelijke wending tussen de kwatrijnen en terzetten.
In de presentatie als collage is het sonnet moeilijker herkenbaar. In de kwatrijnen zijn de versregels nog goed te herkennen, maar daarna wordt het steeds onduidelijker waar de versregel-afbrekingen liggen en hoeveel versregels er eigenlijk zijn. Precies daarin ligt de wending in dit sonnet: een verandering in de verhouding tussen tekst en beeld.
Monsters in november
Ana Roelofs
U kunt een pdf van deze bundel hier downloaden, en zelf printen (dubbelzijdig afdrukken, spiegelen over de korte zijde) en vouwen tot een boekje. U kunt ook een luxe-editie van het boekje per email bestellen.