Gepubliceerd op: zondag 24 november 2019

R48: Gevangenneming (begin)

 

Een hels kabaal, trompetgeschetter, ketelmuziek, door de lucht vliegende scherpe stenen en vuil, jankende honden. Het dreunend gebeier van de kerkklokken, die de levende gewichten waardoor ze in beweging gebracht waren reeds lang baldadig optrokken en lieten neervallen, die van geen ophouden meer wisten en wier geluid boven alles uit te horen was voor wie nog oren had. Uit de ingewanden der processiegangers zich losscheurende door hun mond amper gemoduleerde kreten.
Spreekkoren.
‘Gele verraders’.
‘Duivelsgebroed’.
‘Sla dood’.
‘Kap af’.
‘Weg met de stadverpesters’.
‘Hoera voor genadevader’.
‘Hoera voor de Stoel’.
‘Hoera voor de Heilige Geraamten’.
‘Hoera voor Zotte Fine’.
‘Weg met de duivel en zijn hout’.
‘Leve onze rechtvaardige rechters’.
‘Leve de katedraal’.
‘Leve ons en onze gezinnen’.
De meeste gezichten hadden in starre lach vertrokken maskers opgezet, zich baarden en snorren aangemeten. De menigte bestond uit laagvoorhoofdige mexikaanse bandieten met kirgiezenjukbeenderen, uit blauwbaarden, beschonken roofmoordenaars, louche bedelaars, veedieven met lasso’s, rinkelend over hun hele lijf met belletjes behangen narren die arm in arm voorthosten, zingend achter hun bordpapieren mombakkesen. Men was gekleed in wijde blauwe boerenkielen met rode halsdoeken, in slobberige uniformen. De talrijke kinderen, die zich in de dieren uit hun favoriete televisieprogramma’s hadden veranderd, en blaatten en mekkerden zo hard ze konden, waren uitgedost in hun kommuniepakjes, met strikjes onder de kin of in het haar. Ze zwaaiden met stokjes, mikten met katapulten op alle glas dat gepasseerd werd en sleepten aan eindjes touw lege konserveblikken achter zich aan.
De pinguin, het varken, de muis en Zotte Fine, aan de spits van de processie, hadden de mooiste maskers van allemaal: hun eigen gezicht. Het was bij alle vier, door toejuichingen en woede, van nog groter ekspressiviteit dan gewoonlijk. Doordat ze zich hoger bevonden dan de rest van de processie hadden ze meer last van de hitte. Het zweet stroomde hen dan ook – behalve de muis, die droog bleef als gort – van de tronies. De trekken van de pinguin waren reeds halfversmolten. Alleen de snavel hield, haakser dan ooit, stand tussen zijn uitpuilende blauwbevliesde oogballen. Onophoudelijk maakte hij, teneinde zich koelte toe te wuiven wellicht, misschien ook bij wijze van zegengroet of om de bijvalsstormen enigszins te reguleren, met de vleugelstompjes waaierende beweginkjes om zich heen, waarbij zijn dorre keellellen in wilde wappering geraakten. De huid van het varken, anders grijswit van schurft onder zijn dunne beharing, werd door een roze bloedglans verlicht, alsof hij gepoogd had zich met een staalborstel van zijn schurft te ontdoen. Zijn wijde poriën ontsprongen beken van zweet die zijn diep in zijn kop staande oogjes lastig vielen. De schilfers waren blijkbaar niet afdoende verwijderbaar geweest voor borstel of roskam: gedurig zijn gevrij met Zotte Fine onderbrekend, dat soms haast in een openbare kopulatie ontaardde, veegde hij zijn zweet weg met zijn voorpoten en krabde zich waar hij zijn huid maar bereiken kon. Hij draaide zich zelfs om op de tafel en brulde Zotte Fine toe dat ze, Maagdmoeder of geen, zijn rug voor haar rekening moest nemen. Ze krabde wat ze kon, viel met gekromde in geen maanden geknipte, in zijn vlees afbrekende nagels op de haar toegekeerde gedeelten aan. Zette haar tandstompen in zijn gebogen schouders en schreeuwde het geestdriftige volk dolzinnige mededelingen toe over haar pas gesloten huwelijk met het varken, dat haar tot zijn Maagdmoeder benoemd had.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.