Gepubliceerd op: vrijdag 15 november 2019

Beelden uit een tentoonstelling (10) – Michel François

 

Een zonnige herfstdag, op weg naar Antwerpen. Het warme licht toont de kleuren van het verval op hun mooist: het bruin van de gevallen bladeren, het dieprood en het helgeel van wat nog aan de bomen hangt. Onwillekeurig valt het contrast op met Rainer Maria Rilkes haast vervloekende verzen in ‘Herbsttag‘: ‘Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr. / Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben / […] wird in den Alleen hin und her / unruhig wandern, wenn die Blätter treiben’.

FRANCOIS Michel Résidence Terrestre

In het Middelheimmuseum is sinds kort het Collectiepaviljoen geopend, een krachtig gebouw van Stéphane Beel waarin delen van het beeldendepot aan het publiek getoond worden. Een van de eerste vijftig tentoongestelde stukken vind je achteraan in de grote ruimte: een mixed media installatie van Michel François (*1956). Ze ontstond in 1995, was in telkens andere varianten en combinaties op tentoonstellingen te zien en werd door de kunstenaar opnieuw licht aangepast, zonder dat het de bedoeling is een definitieve versie te vormen.

‘Arte povera’ denk je spontaan, maar dat klopt niet – ook afgezien van het recentere jaar van ontstaan. Er zijn wel eenvoudige, ‘warme’ materialen als hout, baksteen, blikjes, flessen, gips en textiel in verwerkt en het geheel oogt alsof het snel en lukraak in elkaar is gezet, armoedig haast en primitief, maar toch is de installatie complexer en bevat ze ook moeilijk grijpbare elementen. De open bijna-kubus van ongeveer 3 bij 3 bij 4 meter is in feite deels open en deels gesloten. De achterwand bestaat voor de helft uit een dunne houten plaat, die met iets meer dan kogelronde gaten is doorzeefd. Daarop bevindt zich een plank die dienstdoet als tablet voor een rij glimmende blikjes zonder etiket, als in een ballenkraam op de kermis. In de opening erboven hangen aan nylondraden scherven van witte borden en driedimensionale cijfers van 1 tot 9. Wachten de blikjes tot ernaar wordt gegooid? En punten worden gescoord? Feit is dat geen enkel blikje een deuk vertoont, terwijl de borden erboven het niet hebben overleefd (evenmin op de grond zijn gevallen, maar zweven).  De gesloten onderste wand lijkt dan weer meer in een schietkraam thuis te horen, waar flink naast de witten pijpjes is geschoten. Die pijpjes ontbreken, al kun je in de witte polystyreen-korreltjes waarmee de rij flessen op de lattenbodem nu eens meer,dan weer minder is gevuld – voor het overige lijken ze slechts water te bevatten – een herinnering eraan menen waar te nemen. (Een literaire reminiscentie: ‘So lange kann man sie von jedem Ort vertreiben / wo Regen drohen oder Schüsse schallen’, Bertolt Brecht in zijn gedicht ‘Die Liebenden‘.)

FRANCOIS Michel Résidence terrestre detail borden en flessenFrancois Michel Résidence Terrestre detail broekzakken

De kleur wit keert nog op drie manieren in de installatie terug. Links op de houten vloer staat een stapel witte diepe borden; in het midden ervan hebben ze allemaal een onregelmatig gat van drie-vier centimeter doorsnee – alsof ook zij zijn doorzeefd. Aan een latwerk dat aan weerskanten uitsteekt, hangen met witte polystyreen-korreltjes beplakte gloeilampen, een enkel peertje is doorzichtig en gevuld met die kleine witte balletjes. Ersatz, een pover vervangmiddel om het schijnen van licht na te bootsen? Van elektriciteit is hier namelijk geen spoor. Vooraan tegen de plankenvloer is er een rij uitgeknipte broekzakken in verschillende kleuren en soorten textiel, allemaal tot barstens toe gevuld met gips. Je kunt er ‘zakkenvullers’ en dus rijkdom mee associëren, maar deze vulling komt veeleer onschuldig en armoedig over, want ze laat geen ruimte voor ander bezit. ‘Kinderhand is gauw gevuld’, denk je wat meewarig, zoals je bij de borden met een gat vooral aan leegte denkt en honger. Ze zijn als recipiënt immers onbruikbaar, zelfs al was er hier iets om te eten.

Het grootste object binnen de installatie is een tot ‘bed’ samen gelegde rechthoek van bakstenen met op de plaats van het hoofdkussen twee extra stenen. Het is een paradoxaal object dat iets van warmte en geborgenheid oproept, menselijke aanwezigheid suggereert, al moet het hard zijn op deze bedstee te slapen. In ieder geval wordt de kermiskraam door deze slaapplaats meer een huis, een menselijke plek. De aan de voorzijde bovenaan neerhangende ‘schaafkrullen’ van dik bruin papier geven deze open schuilplek zelfs iets antropomorfs, een metoniem voor de krullen van een mogelijke bewoner.

Naast de bruine tinten van hout en papier en de witte van het polystyreen en het gips is er de metaalkleur van de blikjes, van een met zilverpapier omwikkelde staf links naast het ‘bed’ en vooral van een lage hoop metalen munten rechts ervan, waaruit een verticale staf oprijst die bij nader toezien bestaat uit een rond een draad opgestapelde, tot aan het dak reikende reeks even grote muntstukken. Het doet denken aan een wonderboom, aan een bijna torenhoge verzameling opgespaarde centen zonder veel waarde. Bruin en zilver keren terug in twee grotere weerszijden aan de buitenranden hangende kalebas- of ballonvormige objecten (zijn het broze boksballen?) die enigszins de gloeilampen echoën zonder dat je er iets eenduidig in kunt herkennen.

Francois Michel Résidence Terrestre detail foto Coudes en schaafkrullenFrancois Michel Résidence Terrestre detail muntenboom

De kunstenaar heeft in de buurt van de installatie nog twee werken aan de muur gehangen: opzij links een grote zwart-witfoto: het in 1991 ontstane werk Coudes (ellebogen) die een al uit de installatie vertrouwde tegenstelling van leegte en volheid tonen, van armoede en menselijkheid ook. Rechts achteraan een videoscherm met op een lichte ondergrond krioelende donkere bolletjes waartussen de camera heen en weer beweegt, zonder ooit een uitweg te vinden. Een visuele echo van de statische polystyreen-korrels, zij het dat de compacte stapeling nu uiteen zwermt in afzonderlijke monaden. De armoede van deze plek maakt hem toch niet schrijnend: de zorgvuldigheid waarmee een en ander is verzameld en geordend, samen met de terracottakleur en de vage edele symboliek van wit en zilver, de openheid waarmee inkijk wordt geboden in wat normaal een afgeschermde woning zou zijn, maken de plek sympathiek, nodigen uit tot inleving.

De installatie heet Résidence Terrestre, aards verblijf. Ze is zeker geen verheerlijking, maar ook geen loutere aanklacht. Het spel met de tegenstellingen leegte-volheid, hard-zacht, gebroken-heel, open-gesloten, hol-bol, zijn-niet-zijn, winnen-verliezen zet wel aan het denken. Uiteraard over de tegenstelling tussen arm en rijk, bijvoorbeeld in die uit een brede hoop munten oprijzende smalle staaf, die lijkt op een bedelstaf. In een instructieve video die in het Collectiepaviljoen wordt vertoond, legt de kunstenaar uit hoe het werk is geïnspireerd door de maatschappelijke contrasten die Ann Veronica Janssens en hij, in 1994 Belgische deelnemers aan de Biënnale van São Paulo, bij het zien van de Braziliaanse werkelijkheid hebben ervaren. De tegenstelling tussen de luxueuze hoge flatgebouwen, waar de rijken ’s ochtends met hun surfplank naar het strand trekken, en de favela’s of krottenwijken, waar de armen niet weten of ze die dag iets te eten zullen hebben en uit wanhoop of in de hoop iets te verdienen lege flessen en ander afval verzamelen – waarbij het verzamelen en het ordenen hun toch enig gevoel van menselijke waardigheid geven.

Het kunstwerk dat geleidelijk aan uit die ervaring is gegroeid, droeg aanvankelijk de meer expliciete titel Loisir et survie, vrije tijd en overleven. De uitstraling die er nu van uitgaat wordt gesymboliseerd in een detail dat ik nog niet besprak. Boven het hoofdeinde van het stenen bed hangt de enige gewone (niet bewerkte of vervreemde) gloeilamp, met een kleur die verder nergens in de installatie voorkomt: rood. De kleur van het warme, levende, kloppende hart. Meer dan Rilkes gevaarlijke, want het status quo van de ongelijkheid bevorderende ‘Armut ist ein großer Glanz aus Innen’ communiceert Résidence Terrestre een inzicht in gedeelde gelijke behoeften en behoeftigheid. ‘Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven?’

N.B. Er zijn meer behuizingen of bouwsels  in museumgebouwen te vinden. Om er slechts twee te noemen: de minimale arte povera-iglo’s van Mario Merz en het zwaar met symboliek geladen, postmoderne Adornos Hütte van Ian Hamilton Finlay. Vergelijken is leerzaam.

MERZ Mario Igloos 2018 detail

Ian Hamilton Finlay Adornos Hütte 1986 87

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De mixed media installatie Résidence Terrestre (1995/2019) van Michel François is te zien in het Collectiepaviljoen van het Middelheimmuseum, Middelheimlaan 61, Antwerpen.

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)