Gepubliceerd op: zondag 20 oktober 2019

R43: 2 m2 paradijs (begin)

 

Wat de stad ook naar zich toe graaide: geen bloemen, geen groen, geen planten naar het scheen. In geen vensterbank ademde een geranium of begonia. Plantsoenen waren er niet. Aan tuinarchitektuur liet geen herenhuis in een buitenwijk zich iets gelegen liggen. De steenhouten barrière, op verschillende plaatsen doorbroken door wegen, had niets met groei te maken. Geen jurk of bloese was bedrukt met bloemmotieven. Zelfs geen kunstbloem werd door Tillemsoger waargenomen, die heel de dag in touw was en als een spion het reilen en zeilen van de stad met zijn ogen fotografeerde en de negatieven opborg in de donkere kamer van zijn hersens. De ramen waren zwart, beroete glasplaten voorzover ze reeds van ruiten voorzien waren. De kleren waren effen, zwart of grijs, ook die der vrouwen. Wit kwam niet voor tenzij in de vorm van minieme lintjes of strikjes. De hele stad spreidde een uiterste aan zonder meer
puriteinse eenvoud ten toon. Alle van bloemen en vrolijkheid afgeleide kleuren waren uitgebannen. Alle aangevloeide sieraden waren ingenomen door de dienaren van de katedraal. Hun glinstering was gedoofd in het donker van de jute zakken waarin ze bewaard werden. Evenzo was het de gouden en zilveren muntstukken vergaan waarvan men immers nieuwe sieraden had kunnen snijden en smeden. Reeds eerder waren op die manier grote ongelukken gebeurd. De munten rustten, door jute bijeengehouden, in het donker van de kerkkrochten. In ruil ervoor hadden de stedelingen een soort bonnen gekregen, bestempeld met een tweekoppige adelaar, tegen inlevering waarvan ze zich het allernoodzakelijkste konden aanschaffen.
Bloemen hoorden daar niet bij. Tillemsoger had trouwens ontdekt dat geen vrouw die haar huis aan het inrichten was, ernaar vroeg in de reeds vrij talrijke heropende winkels. Dit trof de waarnemer op een onplezierige manier. Het wilde er niet goed bij hem in dat geen vrouw of man behoefte scheen te gevoelen aan de zachte kleurige wezens die zo onopvallend en rustig met hun geurenzieke zinnelijke aanwezigheid woon-, werk- en slaapkamer, ja welke door mensen bevolkte ruimte niet, vermochten op te fleuren en sfeer te geven.
Hij schreef, al zeldener denkend in de termen van zijn vroegere voertaal overigens, deze desinteresse toe aan een vorm van bewustzijnsversmalling, vermoedelijk voortvloeiend uit de duistere dingen die in een verleden dat hem ontging, moesten hebben plaatsgevonden. En die, naar hij ontdekt had, zelfs op de namen der kinderen hun invloed hadden doen gelden.
Daar de stad zich begon te wapenen tegen het straatschennend gespuis, de vele bedelaars en ongure individuen die zonder uitzondering op allerlei soorten ‘genezing’ uit waren, diende iedereen een beroep te hebben. Voortdurend patrouilleerden zwartgeverfde uniformen met blinkend opgepoetste knekelknopen en hoge embleemloze petten door de straten, deden ze invallen in herbergen, arresteerden misontduikers en verbaliseerden lieden die, liedjes als ‘genevertje, genevertje’ zingend over straat trokken, arm in arm. Wie niet, door handvaardigheid of paspoort kon aantonen tot bijvoorbeeld het metselaars- of winkeliers- of gepensioneerden- of bediendengilde te behoren werd de toegang tot de stad ontzegd en met geweld verwijderd. De gouden tijd der journalisten was afgelopen. Ze hadden genoeg leugens de wereld ingeblazen en werden stuk voor stuk opgespoord en uitgewezen. Onderwijzers en artsen daarentegen werden in watten van beleefheid en welwillendheid gelegd. De scholen en ziekenhuizen werden in ijltempo heringericht en eisten personeel.
Tillemsoger, wiens paspoort als beroep medikus vermeldde, werd met onderscheiding behandeld door de agenten. Hij kon, in tegenstelling tot vele andere inwijkelingen, die gewantrouwd werden als sensatiejagers en schuim, gaan en staan waar hij wilde, kreeg dispensatie van kerkbezoek zonder dat hij erom gevraagd had, moest zich enkel ter beschikking houden van de overheid die hem op een dag nodig zou hebben. Van de agenten – die een nogal benauwende macht kregen of zich daarvan meester maakten – hadden sommigen hem nu reeds nodig.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

dubbelkoppige adelaar

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.