Gepubliceerd op: zondag 29 september 2019

R40: Genadevader dekt zijn voeten (begin)

 

De geleerden hadden onderdak gevonden in het stadhuis, bewoond door horden toegestroomd volk, zieken en gezonden, fatsoenlijke burgermensen en gespuis, groten en kleinen, gelovigen en ongodisten, monsters en mensen, nieuwsgaarders van professie en van nature. Het was er dag en nacht een heidens kabaal. Iedereen liep in en uit. Spuugde op de gladde marmervloeren, plaste tegen de wanden en vloekte op het gebrek aan meubilair. Als stoelen en tafels dienden meegesleepte kisten, korven en kratten waarin men zijn kostbaarste bezittingen vervoerd had. In alle kamers werden vuurtjes gestookt van keihard hout, dat, eenmaal ontvlamd, dagenlang bleef gloeien en met enig geblaas zo weer aan te wakkeren was.
Op ongeregelde tijdstippen dreunde, omstuwd door een schare van helpers de vleeshouwersknecht naar binnen, stoof door alle zalen, gangen en kamers, van de nok tot in de grond, brak kisten open en betrapte pluimvee, dat de eigenaars verborgen gehouden hadden. Hij sloeg hen de krijsend vleugelslaande dieren, ze bij de poten rondzwiepend, in het gezicht en brulde de mensen toe dat ze onder één hoedje
speelden met het Oerbeest. Dat hij, in hun eigen belang, aan het verslaan was. ‘Genade’ galmden de doodsbenauwde delinkwenten, hun zwepen reeds tevoorschijn halend.
Ze hoefden zich niet te slaan. De vleeshouwersknecht was door zijn macht en sukses grootmoedig geworden. Het genadegeroep volstond. Met minachtend geknor blies hij met zijn bende de aftocht. Als demonen stampten ze door de smook en de walm die door het gebouw dreef en veroorzaakt werd door de alom in leven gehouden vuurtjes.
Er werd in de zalen, vol door het verhaal van de wonderen van huis en haard weggedrevenen, gevochten om het minste. Onafgebroken werden zakmessen, tandestokers, naalden het voorwerp van hoogoplaaiende twisten. Individu vocht tegen individu, familie tegen familie, zaal tegen zaal, verdieping tegen verdieping. Zo’n gevecht kon een uur of een halve dag duren. Het eind kwam steeds doordat iemand binnenviel met nieuws omtrent een genezing of een pas aangekondigde nieuwe seancetijd of doordat Trevalje, een vaag personage geworden, stadsomroeper nu, een boodschap door zijn megafoon toeterend de katedraal verliet en het plein overstekend, langs het stadhuis, de stad inging. De mensen waren dan hun ruzies direkt vergeten. Er bleef geen enkele heugenis aan.
Daar ze elkaar altijd, ongezien en principiëel, gewantrouwd hadden nam hun wederzijds wantrouwen niet eens toe. Ze klopten elkaar op de schouder, wisselden knipogen uit. De krises kwamen duidelijk voort uit de spanning en de onzekerheid waarin ze verkeerden ten aanzien van hun kansen op genezing van honderd-en-één kwalen en duizenderlei muizenissen en kopzorgen, die, evenals de lichaamsgebreken, verergerden door het onophoudelijk geredekavel erover, door de steeds weer gereleveerde meest intieme details, door het afwegen van kansen op herstel. Allen, ook bankroetiers en duivemelkers, achtten zich ziek en wilden genezen worden. Genadevader was op ieder lip als een balsum. Alleen over de meegebrachte middelen ter genezing hield eenieder angstvallig zijn mond. Minder kapitaalkrachtigen inspekteerden bij nacht de bezittingen, zelfs de strozakken, van hun met meer middelen gezegende lotgenoten. Diefstallen deden zich aan de lopende band voor. Geen mens kwam uit de kleren. Voeringen en geheime lichaamsholten bewaarden gouden munten en sieraden, die als nog geneeskrachtiger beschouwd werden dan de buitgemaakte of aangekochte onderdelen van reeds op mirakuleuze wijze genezenen.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

megafoon

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.