R39: Informatief intermezzo (einde)
‘Het wordt tijd dat ik opstap’ zei hij, ‘morgen moet ik alweer vroeg uit de veren’.
‘Bedankt voor je inlichtingen’ zei Tillemsoger.
‘Tot ziens, beste Magus’ zei Wasmoeth met trillende stem.
De voorman blies de toorts uit en schuifelde weg. De gesprekken der dieren ontaardden in beuzelpraat. Het werd langzaam alweer licht. De geleerden gingen op de steengrond liggen, om te slapen. De slaap ging Tillemsogers oogleden voorbij.
‘Wasmoeth?’ zei Tillemsoger. Er kwam geen antwoord.
‘Wasmoeth?!’
‘Niet ipso facto uitgesloten van bestaansrecht’ hakkelde dichtbij en dromend het donker, ‘onbekende zijnsvormen misschien, en…’
‘M’n beste Wasmoeth’ zei Tillemsoger slapjes.
‘Via een chromosomengarnituur-mutatie, polyploidie’ prevelde het donker, ‘een overdosering aan radio-aktieve stralen, insekticiden, amerikaanse onderzoekers die vreemde resultaten bereikten met bepaalde leliesoorten -’
‘Maar m’n beste Wasmoeth. Je bent toch niet gèk geworden?’ riep Tillemsoger uit, met de vuist op de grond slaand.
‘Niet van hout’ kreunde het donker, ‘geen bestaande houtsoort althans. Het is van steen. De bodem bestaat niet uit aarde. De bodem is ook van steen. De stad is uit één steen opgebouwd. Het is geen stad. Het is eerder een gebergte dat als twee druppels water lijkt op een stad’.
Het donker schreeuwde bijna.
‘Onzin’ zei Tillemsoger zo kalm mogelijk, ‘je bent door de nogal zonderlinge belevenissen van deze dag overstuur geraakt. Slaap. Ik ga ook slapen.’
Het lukte hem niet de slaap te vatten. Wasmoeth redeneerde hakkelig, met zichzelf in tweestrijd, verder. Tillemsoger streek een lucifer af en boog zich over hem heen. Wasmoeth sliep, met open ogen in het donker starend, zacht brabbelend, grondeloos kalm en afwezig.
—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.