Gepubliceerd op: zondag 22 september 2019

R39: Informatief intermezzo (begin)

 

De katedraal was een echoput vol zacht knarsende, schavende, pruttelende en ritselende darmgeruchten, vol hoefgeschraap en gekuch van geheimzinnige verhullende gesprekken met elkaar voerende dieren. In een nameloze droeve traagheid stonden ze elkaar te woord, zinspeelden ze op boosaardig beraamde oeroude aanslagen, vonnissen die nog geen slager had durven voltrekken. Spraken ze met dikke tong en moeilijke tanden door een dik doek over de voordelen die vleugels gaven boven benen en hoeven en twistten ze stil en treurziek over de tijd die het donker nog duren zou, over de smidsen waar ze vroeger beslagen waren, over de boerin die hen uit haar hand liet eten, over de ratten die tussen hun voeten rondslopen en die niets goeds te betekenen hadden. Machteloos en van dodelijke moeheid bevangen kauwden en herkauwden de dieren dingen die ze niet begrijpen konden. Soms gromde even een varken, in zijn halfslaap gestoken door in zijn binnenste gegroeide fonkelende stukjes steen.
De reakties van Wasmoeth en Tillemsoger op de nachtelijke, gelaten diergeluiden waren zeer verschillend. Ze spraken niet met elkaar. Wasmoeth zweeg omdat een oude kindertijdse verrukking hem overvallen had, een gevoel van deel te hebben aan al dit gefluister en gerochel vol verholen betekenissen, alsof de buik de werking van het hoofd vervangen had en overtollig gemaakt, en nu, zonder de omweg van woorden, rechtstreeks uit het ingewand rijzend, dingen gezegd werden die in geen mensenhart opkwamen, die half waken en half slaap waren en die hem een sensatie gaven van rillende stille hoopvolle geborgenheid in een hol en donker en naar alle zijden grenzenloos en labyrintisch vertakt bestaan, dat datgene waarin hij anders rondstrompelde, het bewuste en dagheldere, beneden zijn bewustzijnsdrempel had laten zakken terwijl, tegelijkertijd, iets in hem naar de oppervlakte gestegen was en hoorde alsof het voor het eerst oren gekregen had. Een stille gelukkige glimlach om de mond lag Wasmoeth in het donker, een Antonius die door al het verraderlijke, kwellensgerede en onbegrijpelijk angstaanjagende dat verklaard wilde worden, met rust gelaten werd en wiens kalme, door zijn harige neusgaten af en aan vloeiende ademstroom, een woordenloze onophoudelijke stem, zich mengde met de doffe zachte stemmen der dieren. Heilig, veilig en tevreden voelde hij zich.
Bij Tillemsoger stonden de zaken anders. Zijn gespannen nadenkende pogingen om het meegemaakte te verwerken, leden keer op keer schipbreuk door de geluidsoverlast die het in de aangrenzende ruimten gestalde vee hem aandeed. De abstrakte gedachtengangen die hij volgde dienden zich te ontwikkelen in een adekwate ruimte, in een soort luchtledig van de geest, dat wil zeggen in de kabine van zijn studeerkamer waar hij, vrij en ongestoord kleurige grillige zeepbellen van hypotesen en teorieën blazend, doorheen zweefde terwijl zijn zitvlak steunde op zijn stoel en zijn ellebogen op de rand van zijn buro, die hem niet in de steek lieten ondanks hun zwaarte, welke de zijne verre overtrof.
Hij geraakte tot geen enkele sluitende ordening. Het meegemaakte wilde op geen enkele wijze opklaren tot transparantie in zijn geest. Het bleef bij vluchtige invallen die hij, zich hopeloos ergerend, even later reeds weer vergeten bleek te zijn of die niet de moeite waard waren. De vaak door hem na een onderzoek gevolgde metode van via vrij associërend pogen verbindingen in schijnbaar geen verband met elkaar vertonende verschijnselen te ontdekken leverde niets op.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

studeerkamer

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.