Gepubliceerd op: zondag 8 september 2019

R37: Een alle proporties te buiten gaande taart (begin)

 

Een bleke maar warme zon. Die de indruk wekte zijn grootste brandstofvoorraad verstookt te hebben. En die de van zaadpluizen en vingerhoeddikke insekten doorzweefde atmosfeer, aandeed met een nazomerse mildheid. Onder ijle, stil tot hemel ontbindende zon de diepe straten van de stad. Marmerwit, granietgrauw, vege schaduwen. In schrille tegenstelling tot dit heldere, herfstochtendachtige: het
mikrobisch zich splitsend en samengaand, aaneenklittend en verenkelvoudigend gewriemel der zeer talrijke mensen die de straten bevolkten en die een om onduidelijke redenen wanhopig en vreugdevol en ontzind protest aantekenden tegen de richting waarin ze zich voortbewogen, toch, zichzelf op grote schaal hinderend en voor de voeten lopend, daarop niet terugkomend, toch zich voortbewegend, met allerlei zonderling kruipende, slingerende, zijdelings wegzwikkende en als poepse ballen hobbelrollende bewegingen, die door de talrijkheid ervan slechts voor zeer geoefende ogen afzonderlijk zichtbaar waren en die globaal deden denken aan voortdurend chaotisch door zichzelf opgevreten en gereproduceerde delen van een grauwbevliesde en binnenin kleurige worst.
Alle straten, boordevol met van tentakels, ogen en vertrekkende monden voorziene mikrobe-achtigen, leken zich, elk op zijn eigen manier, kronkelend en draaiend als roltrappen naar het hooggelegen en van alle kanten zichtbare centrum te spoeden, een witte getande drakenrots, de top van een stenen golf waarin de van alle kanten aanrollende brede gesteentelagen van de stad, naar het zenit reikend, samengeslagen waren en op hetzelfde ogenblik verstijfd.
De richting die de mikrobe-achtigen namen werd over het geheel genomen bepaald door dat ongeloofwaardig hoge punt. Al waren er ook onderdelen in de door de straten samengeknepen en voortgeschoven worst die obstruktie voerden. Die zich met maaiende tentakels en stelten een weg baanden in tegenovergestelde richting, afwaarts, en die, hun mond opengespalkt, voortdurend ingesloten door de tegenstrevende scharen, door het lawaai onhoorbare kreten uitstieten.
Er waren ook onderdelen die zich voor zover mogelijk, teruggetrokken hadden uit het opwaarts stuwend gewoel en die, met de achterkant van hun lichaam aan de muren der straten vastgeketend lijkend, zich steeds weer met uitgestrekte holle hand of centenbakjes vooroverbogen.
Er waren ook mikrobedelen die zich in het totaal niets aantrokken van het geheel en die midden op straat samengebald neergestreken waren en woedend om de overlast die ze ondervonden allerhande verlengstukken van hun ledematen tussen de benen der voorbijdringenden wrikten, om hen zo attent te maken op hun aanwezigheid, die meer aandacht verdiende dan haar gegund werd.
De menigte, waarschijnlijk amper zich bewust van deze in vodden gehulde egelachtige bulten, ging ze niettemin juist zoveel uit de weg dat deze niet vertrapt werden. Een risiko dat maar al te zeer bleef bestaan evenwel en waar de uit kwade ooggaten naar boven, naar met elkaar vechtende en diskussiërende benen en lichamen loerende egelbulten, zich niets van aantrokken. Brutaal alsof ze in hun bed lagen hielden ze hun posten midden op het hobbelige pas aangelegde plaveisel bezet.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

mieren

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.