Gepubliceerd op: zaterdag 7 september 2019

R36: Een peluwtje van mollig mos (einde)

 

‘Hè?!’ riep de voorman, verbaasde en onrustige blikken om zich heen werpend, ‘wat voeren jullie hier dan uit?’
‘Wij zijn van de politie. Rechercheurs in burger’ stelde Tillemsoger niet onwelwillend voor. De voorman schrok hiervan merkbaar en begon zich voetje voor voetje terug te trekken in de richting van de kuil, waar zijn gezellen, die op het woord ‘politie’ hun werk gestaakt hadden, met de schop in de hand wachtten op wat komen ging.
‘Wacht even’ zei Wasmoeth, ‘laten we open kaart spelen. Wees gerust. Wij hebben niets met het gerecht te maken. Mijn kollega maakte een grapje. Wij zijn geleerden. Er schijnen hier nogal opzienbarende dingen plaatsgevonden te hebben. Daar willen we een onderzoek naar instellen. Verder niets. We zouden het op prijs stellen als u ons uw medewerking zou willen geven. We hebben die misschien nodig’.
‘Magus’ zei de voorman, opeens beleefd zijn pet afnemend, een voorbeeld dat door zijn ondergeschikten prompt gevolgd werd.
‘Wasmoeth’ zei de bioloog.
‘Tillemsoger’ zei de psychikus.
‘Wat wilt u weten? Als iemand u van dienst kan zijn dan ben ik het. Ik ben onbevooroordeeld. As lijkentuinier sta je overal buiten. Je bent onrein zogezegd. Je leeft buiten de legerplaats, as de heren begrijpen wat ik bedoel. In de legerplaats kom je alleen snachts. Daar heb je vrede mee’.
‘Het idee van de zondebok’ konstateerde Tillemsoger peinzend.
‘Niks zondebok’ zei de voorman, ‘ik bedoel, ze lusten je niet’.
‘Rankune dus’ zei Tillemsoger pogend zich het vuil van zijn kleding te krabben. Het werd hard, krijt.
‘Onzin’ zei de voorman geërgerd, ‘as het erom gaat stadhuiswoorden op te spuiten ben ik al weg. Ik wou alleen zeggen dav ik de juiste man ben om jullie de inlichtingen te geven die jullie willen hebben’.
Hij dempte zijn stem tot een fluistering.
‘Het moet eindelijk maar es toegegeven worden dat hier rare dingen gebeurd zijn. Iedereen schijnt ze vergeten te zijn. De bloedslager leeft alleen om bezopen in zijn kot te kunnen liggen. De koster, eigenlijk een gewone timmerman, is een sadist met kapsones. Een kinderpester. De rest is navenant. De zogenaamde genadevader is in werkelijkheid een versteende pinguin. Trevalje, nog de beste van het stel, maar aan lagerwal, heeft niks meer in te brengen as lege briefjes. Alleen kinderen en ouwe mensen zeggen nog wel es gedag tegen ons’.
‘Had je het niet over gekke dingen?’ vroeg Tillemsoger peinzend.
De voorman maakte een afwerend en vermoeid gebaar.
‘Nu niet’ zei hij, ‘ik moet er eerst mijn gedachten es over laten gaan. Ik ben van alles kwijtgeraakt. Da’s ook logisch. Vroeger werkten we in een fatsoenlijke tuin met plavuizen op de putten en zo. Moet je dìt nou zien. Zorg dat jullie vannacht in de kerk zijn. Ik ben er ook’.
Tillemsoger liep naar de arbeiders toe die om de kuil geschaard stonden, hun schop besluiteloos in de hand, vaag glimlachend, wellicht omdat ze in hem een hooggeplaatst personage zagen. Hij boog zich over de rand. En floot zacht tussen zijn tanden. Beneden lag een beroemd, tot dril geworden, maar aan zijn ooglap herkenbaar gebleven legeraanvoerder die reeds vrij lange tijd zoek was.
Wasmoeth had reeds met een joviaal armgebaar afscheid genomen van de werklieden en hun leider en hompelde ijverig, af en toe stilstaand en notities makend als hij iets zag wat zijn aandacht trok, voor de psychikus uit. Die diep in gedachten verzonken was en weinig interesse had voor wat hem omringde.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

millet

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.