Gepubliceerd op: zaterdag 17 augustus 2019

R33: Drijvende zaadpluizen (einde)

 

De zwangere vrouw was geheel naakt en hield met haar gevouwen handen haar kolossaal gezwollen buik vast, waartegen Mabelis zijn oor hield. De kleine trommelaar, evenals de andere kinderen gekleed in een veel te wijde militaire jas en broek, met rijgschoenen aan die boten waren, zat op de wijze van Mabelis, rechtop.
‘Hoor je wat, Mabelis?’ fluisterde de zwangere vrouw na een lange stilte, ‘ik hoor niets maar ik voel het bewegen, van binnen. Het duurt lang. Het is over tijd. We hoeven niet ongerust te zijn. Het komt nu gauw’.
Met haar ene hand ging ze door haar niet meer te torsen buik te steunen, met de andere streelde ze zacht over Mabelis’ woest afhangend haar. Geen woord kwam over zijn lippen.
‘Mabelis’ vleide ze, ‘alles komt in orde. Je zult het zien. Ik ben nergens bang voor. Mijn kind zal een vader hebben. Ik weet het zeker en alles wijst er immers op dat het niet lang meer kan duren. We hebben het alleen nog niet gezien. Maar het is er. Het is er allang’.
Mabelis draaide traag zijn hoofd naar haar toe en keek haar uitdrukkingloos met zijn spierwitte ogen aan. Zijn stenen lippen spleten vaneen. In de diepe schemer vulde zijn gefluister de grot tot in de verste uithoeken.
‘Vrouw, je geloof is groot’ bracht hij uit, hees van aandacht, ‘we zullen hem zeker vinden. Maar niets geeft nog teken. Ik ben leeg en hongerig. Ik ben bang’.
Eensklaps rilde hij, zijn rilling verplaatste zich in vreemde kringen als van water door de grot.
‘Je moet niet bang zijn’ fluisterde de vrouw, ‘ze vinden ons hier niet. En al vonden ze ons, ze zouden ons niets doen. Ik zal het kind baren. Het kind zal ons beschermen. Het leeft, Mabelis, het zal een vader hebben’.
‘Waanzin is wat je zegt’ zei Mabelis’ vrouw scherp, zonder zich te bewegen, alsof ze het alleen nog herhaalde, het al duizend keer gezegd had, zovaak dat alleen haar mond het nog uitsprak. ‘Er groeit niets. En dat kind is een monster met klauwen en poten. Een jonge duivel. Er groeit niets. Het is voorbij. Ik draag de mantel’.
Ze zweeg, zwaar ademend. De zwangere vrouw, die niets gehoord leek te hebben, die glimlachte in het laatste flauwe licht, streelde Mabelis’ haar en hield hem, samen met haar zoon, de hele nacht om beurten wakker, zodat hij luisteren kon, zijn oor aan de aarde vol stenen die groeiden en krompen en de geringste zaden kraakten. De anderen, de vrouw met de mantel en haar kinderen, sliepen, onrustig en uitgeput.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

zwangere vrouw

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.