R30: Piet Gerbrandy – VERLOSSING
Op een hete zondag in het jaar 20** na de geboorte van het varkentje dat door zich ritueel te laten slachten de mensheid van haar geilheid hebzucht en moordlust had moeten verlossen bezocht hij een strand aan een loodgrijs meer waar in lommer van halfhoge loofbomen tientallen naakte mannen en vrouwen van gevorderde leeftijd schijnbaar zonder systeem langs en over elkaar heen kropen in vergeefse hoop iets terug te vinden van begeerten die hun het leven ooit zo zuur en de moeite waard hadden gemaakt.
Nee. Juist van wat hun aan hartstocht nog restte bevrijd te geraken.
Die avond besloot hij een lied te schrijven naar aanleiding van een hoofdstuk uit een heilig boek dat hij bijna een halve eeuw eerder had gelezen maar waarvan hij zich hoegenaamd niets herinnerde. Een ding wist hij wel: het lied moest op een vrijdag beginnen en in een zondag versterven. Na vijf nachten ging hij aan het werk.
Vrijdag lei liefste haar vetste doorbloedste
procureur op de eiken keukentafel
opdat men huwen ging met heir der vliegen.
Donderdag had hem gehouwen uit aas
de gespierdste slager van zeeland en holland
met van dichtbij treffende bijlslag nadat
woensdag bij hande van ethische beulen
gehakt had gemaakt van een hoogst wellevend
wezen met edele ziel dat
(wie kapt nu een regel zo af!)
dinsdag nog knorrend zijn geurige eikels
bijeen had gescharreld in smijdige modder
onder een hemel vol fleurige kerosine.
Maandag had het glyfosaat geregend
waren zeven melkbleke deernen
aan onbedwingbare ziektekiemen bezweken
(maar dat leek lang geleden en vergeten).
Zaterdag moest het gebeuren. Zij braadt
in haar oven het van honing bedropen
nekstuk verslindend zij kokhalst en kreunt.
En zondag? Weet zij zich zondag gelouterd
en vrij van verlangen naar vlees? Gaat zij
een week in die geen mest en beuling kent?
Op die zondag herhaalde zich het strandtafereel van de week ervoor. Het lied had blijkbaar niet geholpen. Dat kon ook niet want geen had het vernomen.
Dan moest de bijl er maar in.
In de wortels van stervende bomen en kiezen en taal.
In de voeten van reuzen.
In het liederlijk volk.
In tafels van leisteen en klei
uit slib van vergeten rivieren.