Gepubliceerd op: zaterdag 29 juni 2019

R26: Snelle progressie (einde)

 

In een niet te stuiten koorts preekte en geselde de pastoorsvogel voort, nog steeds de vuisten ballend naar boven en de onkenbaar geworden veelkleurige kop omhoog kerend. Het loonde de moeite niet meer, zo het dat ooit gedaan had. Alleen Scherpende kon hem horen. Het vroeger gigantische maar nu sterk geslonken luchtgat werd geleidelijk gedicht. In schuimige wolken omgezette boomkruinen sloten de opening kalmpjes af. De schuimbrokken, van veelsoortig licht doorschenen, gingen over in harde substantie. Begonnen al meer op steen te lijken.
Scherpende, waakzaam en mager, hongeriger dan ooit, in de wijde regenboogvliezige ruimte, hoorde zonder te luisteren de klanken der godswoorden neerhagelen tegen de wanden, ze ketsen en schampen en zacht opkrabbelen. Hij volgde ze in alle richtingen die ze namen. En in alle richtingen werden ze weerkaatst.
Hij hoorde ieder woord tweemaal. Iedere zin van de pastoorsvogel keerde na een sekondenlang durende dood daaruit opgewekt terug, als een vogel, een raaf, een duif met een olijftakje in zijn bek.
De pastoorsvogel zelf had weinig bemerkt van de schitterende akkoestische stolp die uit de aarde opgeweld en uit de hemel neergedaald was. Zoals hij ook weinig bemerkt had van de blauwe en groenige druipgesteenten waarmee de ruimten langs de wanden volstonden en die op mensvormige vogels met ingeklapte vleugels leken en reeds bijna op engelen. Maar iets van de veranderingen die zich voltrokken moest tot hem doorgedrongen zijn. Het gierend gesnik in zijn slaap was opgehouden. Hij lag opgebaard, het naar omhoog gekeerde hoofd op het restant van zijn preekrots, niet groter dan een flinke kassei, en sprak, bij maanlicht dat wonderbaarlijk als door een diepzee naar binnen gegoten werd, met de lispelstem van zich aankondigende vrede over spierwitte gedaanten, verblindend, engelen, op onmetelijke gouden ladders af en aan klimmend, wijzend en gebarend naar hèm, die het hoofd op een wit hard kussen gelegd had. ‘Heilig, heilig, heilig’ hieven de engelen aan.
Naast hem werkte Scherpende volijverig, met opnieuw vast en vaardig geworden vingers aan zijn houtsnijwerk. Hij had zijn balken naar boven gesleept. Zijn hoop groeide met iedere kerf die hij maakte. Zijn handen sneden feilloze geselzweepvormpjes uit en de omtrekken van altijd eendere, wat iele kinderlijfjes. Hij kerfde of hij tijd tekort kwam. En hoorde de pastoorsvogel als een zacht spelende draagbare radio: vol interesse en zonder ook maar een ogenblik werkelijk te luisteren.

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

radio

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.