Gepubliceerd op: maandag 24 juni 2019

EI 162: Max Greyson – Flandriens

 

Arm Vlaanderen stapt een taxi in
laat zich rijden naar de binnenstad

Grootvader stierf aan de hik
het proost op zijn gezondheid
brengt spijzen naar de mond
lacht, kauwt, spreekt, slikt door
morgen fietst het alles er weer af

Het carpoolt aangeschoten terug naar huis
hij heeft nog steeds spijt van zijn studiekeuze
zij wil nog steeds niet aan bondage doen

Bij thuiskomst zal er niets veranderd zijn
de hond zal blaffen niet bijten
waakzaam poseren naast de brievenbus

De buren zullen vragen hoe het was
het zal antwoorden als een wielrenner
dat het alles heeft gegeven.

____
In 2006 verscheen De helaasheid der dingen, een roman van de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst. De rode, onderhuidse draad in deze roman is de marginaliteit van Vlaanderen, zijn destructieve omgeving; zijn armtierige, uitzichtloze en rafelige zelfkant. Armoedzaaiers die zich niet willen of kunnen aanpassen aan de mores van de samenleving. Het is deze wereld die in de nieuwste dichtbundel et alors van de Vlaamse dichter Max Greyson als een ambigue onderstroom voelbaar wordt.

De titel van het gedicht roept al direct tegengestelde associaties op. Het verwijst in algemene zin naar het selecte gezelschap Vlaamse coureurs die in de wielerkoersen van het vroege voorjaar kou en wind trotseren om op de glibberige, bonkige kasseien verkleumd en afgemat de meet te halen. Coureurs die bewondering afdwingen als de laatste presentanten van een strijdbaar volkje wiens eigenzinnigheid ook afgrijzen en medelijden wekken vanwege de zinloosheid ervan.

De eerste versregel opent met een metonymie die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: ‘Arm Vlaanderen’. Een totum pro parte die staat voor zijn marginale bewoners die zich – op een niet-alledaagse dag – met ‘een taxi’ naar het stadscentrum laten rijden. ‘Grootvader’ is namelijk overleden, ‘aan de hik’. Een afmattende kwelling op het sterfbed, veelal veroorzaakt door constipatie, tumoren in het spijsverteringskanaal of bepaalde medicatie. Nu hij dood is, scharen zijn kinderen en kleinkinderen zich rondom zijn baar om hem een laatste salut te brengen.

Na afloop van de begrafenis wordt er aan de koffietafel flink geschrokt, gedronken en geproost op die goeie, ouwe grootpapa die het toch maar zo lang heeft uitgehouden. Er wordt gebabbeld en gelachen. Kortom, een afscheid dat gemengde gevoelens oproept en niet ostentatief gedragen wordt door respectvolle gedragingen van de nabestaanden.

De derde strofe begint met een woordspeling in de vorm van een beknopte bijzin: ‘Het carpoolt aangeschoten terug naar huis’. Enerzijds hebben de nabestaanden te veel gedronken, anderzijds zijn ze toch ook wel wat aangedaan dat ze grootvader voorgoed hebben moeten achterlaten. De terugreis wordt niet per taxi aanvaard maar de familie rijdt met elkaar mee naar huis. Dat is goedkoper en bovendien gezelliger.
In deze derde strofe komt het arm Vlaanderen wat dichter bij de lezer. Er is sprake van een gepersonifieerd arm Vlaanderen. De hij-figuur betreurt achteraf zijn studiekeuze. De studie heeft niet gebracht wat hij ervan gehoopt had. En zij? Zij hoedt zich er nog steeds voor haar bewegingsvrijheid op te offeren voor ongeordende erotische verlangens.

Thuis gekomen is alles bij hetzelfde gebleven. Er is ‘niets veranderd’. Alles blijft bij woorden (‘blaffen’); er worden geen daden gesteld (‘bijten’). Passiviteit en sleur hervatten hun dagelijkse gang, wachtend tot er iets gebeurt. Het ‘poseren naast de brievenbus’ kan daarvan als een metafoor beschouwd worden. Natuurlijk, de ‘buren’ zullen zich melden en nieuwsgierig informeren hoe het was. En zij zullen zeggen dat het afscheid hun zwaar viel maar dat zij als echte ‘flandriens’ grootvaders laatste koers hebben uitgereden.

Het gedicht lijkt aan de oppervlakte niet meer te zijn dan een simpele beschrijving van een definitief en weinig verheven afscheid van een grootvader. De diepere ondertoon wekt echter meelijwekkende gedachten op van marginale Vlamingen wier lot het is het leven uit te zitten, over te laten aan de gang der dingen en te berusten in sleur en uitzichtloosheid.
____

 

et alors
Max Greyson
Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN 9789029528559

 

 

 

 

 

Over de auteur

- rondde - na zijn onderwijzers- en lerarenopleiding Duits - zijn doctoraal studie Nederlandse taal- en letterkunde & Mediëvistiek af in Utrecht. Hij was onder meer onderwijzer, hoofd der school en leraar Nederlands aan een vwo-opleiding. Daarna was hij als afgestudeerd econoom langere tijd verbonden aan de Hogeschool voor Economische Studies in Amsterdam en de Business University Nyenrode in zowel economische als kwantitatieve vakken. Daarnaast is hij auteur en publicist.