R19: Papa Boem en zijn botten (einde)
In het heldere warme zonlicht braakten de voertuigen hun inhoud uit: torachtige geharnaste soldaten, blauw vonkend metaal. Het achterste deel van de worm bewoog zich in sneltreinvaart achterwaarts teneinde de omsingelingsbeweging te voltrekken.
Voor het slordige front van zijn troepen op de motorkap van zijn jeep staande, hield Papa Boem een korte toespraak.
‘Botten’ schreeuwde hij, ‘het gaat beginnen. Het is wel niet je ware maar laten we ervan maken wat we kunnen. Vanavond is dit schoorsteenbrandje geblust. Zorg dat je eruithaalt wat erin zit. Er mag geen levende ziel overblijven. Vergeet niet dat het allemaal geteisem is: de opstandelingen net zo goed als de rest, die te laf is geweest om terug te slaan en zich rustig de das om heeft laten doen. Weg met de
slappelingenregering! Los!’
De botten stampten instemmend met hun laarzen op de straatstenen. De officieren en onderofficieren plaatsten zich aan het hoofd van hun sekties en leidden ze, via walkie talkies met elkaar kontakt houdend, naar de zoom van de bossige barrikade, die naar ze reeds ontdekt hadden, geen barrikade was maar een echt bos, een oerbos dat hun tropenhart een hinkstapsprong deed maken van vreugde.
Zich onmiddellijk, intuïtief, in groepjes van vijf, zes man splitsend, drongen de botten de jungle binnen, verbaasd, opgetogen de stammen betastend, eraan ruikend, bladeren afplukkend en takjes in hun mond hangend, feestelijk om hun helmen draperend.
Papa Boem en zijn hoofdofficieren waren ook van de partij, in de voorste gelederen. Papa Boem had nu zijn koptelefoon afgezet en droeg in plaats van zijn pet een groenglanzende helm. Pistolen op zijn heupen bungelend, bandeliers vol kogels kruiselings over zijn romp gehangen, een lichte mitrailleur in de hand, kroop hij met de beide stafofficieren het dichte kronkelende liaanachtige hout binnen.
—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.