R18: Hangende tuin der lusten (einde)
De takzitters hielden van de dieren en gaven hun nieuwe kinderen de namen die de kenners aan de dieren gegeven hadden. Raar waren die namen en zeer plausibel. En de dieren hadden alle een stem waarmee ze blaten of loeien of hinniken of balken of mekkeren of piepen of knorren konden. En de dieren hadden honger en aten van het gras en de kruiden die ze vonden. En de dieren kenden geen liefde, zeiden de kenners, maar ze deden niemand kwaad. En de takzitters kenden de liefde wel. Ze kenden de liefde heel goed. Nog nooit hadden ze zo goed de liefde gekend. En ze hielden van de dieren met hun hart. Maar hun maag begon ook van de dieren te houden. Hoe dat kwam wisten ze niet.
Toch bleven ze op hun tak zitten. Want ze waren ook een beetje bang voor de dieren.
—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.