Gepubliceerd op: dinsdag 9 april 2019

Robert Anker – Seigneur?

 

Uit de bundel Van het balkon (1983) van de in 2017 overleden dichter Robert Anker graven we ons vandaag in in het gedicht “Seigneur?“.

Seigneur?
Dit is het laat seizoen. Mijn boom
draagt van zijn bloei de vruchten,
maar geen plof in gras die ruimte
maakt, bereikt mij achter het glas.
Ik dacht toch wel dat ik het was.

Het is voorbij. De dagen zijn op orde.
Herinnering zwerft als ziekte door het huis
(witte zeilen, blauwe zee, jij!).
Bemost is het balkon, mijn oog
komt tot de rand, keert naar binnen.
Voortaan is het zondagmiddag.
De heer ziet onze tranen niet.
Luchtreclame ronkt af en aan
met een boodschap voor de buren
die de luiken trillen doet.
Ik ga de trap af. Met mijn voet
schuif ik de folders in een hoek.
Daar zit geen reis bij die ik zoek.

Het is donker in het souterrain.
Ik sleep mijn leunstoel naar het raam.
Water ruist in buizen om mij heen.
De tuin is groen. Zo was het vroeger.
Ik oefen dus voor oude man.
De bel staat af. Ik hef mijn glas.
Adieu, ik schrijf nog wel.

We zien het beeld van de ik-persoon alleen in zijn huis, melancholisch vanwege zijn herinneringen aan die prachtige zeiltochten, maar zonder interesse in reclame voor een nieuw reisje. Is dit een klassiek zeurgedicht over het aanstaande levenseinde, waarvan er in de Nederlandse letteren zoveel gaan in een dozijn? Of gebeurt er nog iets meer in de laatste strofe?

Het ‘souterrain’ lijkt een verwijzing naar de onderwereld, maar waarom het verplaatsen van het meubilair? Ik denk bij late mensen die uit een kelderraam de wereld gadeslaan altijd aan Dostojevski’s Aantekeningen uit het ondergrondse, waarin het rationalisme en de maakbare samenleving in scherp proza wordt gerelativeerd door iemand die zich heeft teruggetrokken in een donkere kamer. Het is een prachtboek voor iedereen die zich zielsverwant voelt met de cynici.

In dit gedicht is de notalgie van Anker puur, zonder expliciete maatschappijkritiek (we zouden de regels over reclame als kritiek op de consumptiemaatschappij kunnen duiden). In de onderwereld ‘ruist’ het water, met mooie assonantie, ‘in buizen’. Dit geluid triggert de herinnering aan vroeger. De ik in het gedicht ‘oefent voor oude man’, voor iemand die genoeg heeft aan zijn herinneringen.

Hij zet de bel af – dit herinnert me aan de op 15 maart dit jaar overleden Amerikaanse dichter W.S. Merwin, die op zijn verlaten Hawaïaanse ananasplantage de telefoon niet opnam. Merwins bekendse gedicht heet For the anniversary of my death eindigt met “And bowing not knowing to what”. Dit onbekende lijkt me in dit gedicht ook aangeduid in de slotregel: “Adieu, ik schrijf nog wel”.

Anker viert, net als Merwin, het leven tot op het laatst door zijn glas te heffen. Het ‘adieu’ klinkt bij eerste lezing nonchalant, zoals “ik spreek je nog wel”, maar het zegt ook dat het schrijven tot het allerlaatst overblijft, wanneer er geen communicatie meer is (de bel staat af) is het schrijven louter(ende) viering van zichzelf, niet heel verschillend van het buigen van Merwin.

Over de auteur

- Nederlandstalige schrijver van poëzie, essays en satirische vertellingen. Geboren in 1979. Woont fysiek met vrouw en dochter in Seoul, Zuid-Korea en virtueel op creativechoice.org