R18: Hangende tuin der lusten (begin)
De groei was oerwoud geworden en tot staan gekomen. Hij stierf niet sneller af en teelde niet rapper voort dan in de lijn ligt van iedere naar oorsprong en fysionomie tropische vegetatie. Hij bond zelfs dermate in dat thans ook andere planten, die tevoren verstikt waren en in eetwaar voor de ranonkel omgezet, aan bod kwamen. Waarvandaan hun zaden stamden bleef onopgehelderd. Blijkbaar hadden ze kans gezien om zich voor het tumult ongrijpbaar te maken en zich op de verborgenste plekjes, wellicht in de huidplooien van de ranonkel zelf, diep in de grond, in tot stof
vergane schoorsteenpijpen, staande te houden.
De voorzover zichtbaar ruwe ongelijke knoedelgrond braakte des nachts horden van paddestoelen uit, die, begunstigd door het hete zonloos schimmelige donker dat onder de ranonkel-lagen heerste, pijlsnel opschoten en eruitzagen als dolzinnig grote suikerbroden, bleke doodse kinderhoofden, witte of roomgele pasteien, en die bijna alle eetbaar waren naar de takzitters ontdekten, die af en toe groepsgewijs naar beneden klommen en daar korte strooptochten ondernamen.
—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.