Gepubliceerd op: maandag 18 maart 2019

Tonnus Oosterhoff – Vlak boven het havenkantoor

 

Deze keer bespreken we een paar regels van Tonnus Oosterhoff. Hij is bekend om zijn bewegende poëzie en als winnaar van de P. C. Hooftprijs voor zijn oeuvre in 2012. Ons fragment komt uit het gedicht Vlak boven het havenkantoor uit de bundel Leegte lacht (2012):

Vlak boven het havenkantoor
schittert de Grote Beer.
Elk ogenblik is een groter gevaar.

Een maand geleden werd hier
een schipper verdronken,
de hand op het hart in het water

De boot is verkocht,
de ligplaats vergeven,
maar de hond is aan boord.

Aan boord is de hond nog.

Ik ben gefascineerd door dat woordje ‘nog’. Wat maakt het zo krachtig? Het ‘groter gevaar’ in elk ogenblik schijnt een rode draad in het werk van Oosterhoff; Remco Ekkers spreekt van “een raadselachtige gruwel achter de dingen” in zijn bespreking van de bundel Ja Nee (2017).

De raadselachtigheid begint met de schipper die werd verdronken. Betrof dit een gruwelijk misdrijf? Ik vind zo gauw niks over een moord op een schipper omstreeks 2012. Misschien was het toch een ongeval en wordt de passieve vorm hier gebruikt om de omstandigheden, het gevaar dat achter de dingen schuilt, de schuld te geven. Ik zie de schipper naar de bodem zakken, ‘de hand op het hart’ (had hij net een hartaanval gehad en was zijn laatste actie een paniekerige greep naar zijn eigen borst?) Dat laatste is helaas wel gebeurd in die periode.

De ‘hand op het hart’ verwijst ook naar eerlijkheid en welgemeendheid. Het is geen “fake news”, het zijn de droge feiten. Qua klank doet mij de hánd op het hárt in het wáter denken aan van Ostaijens beroemde gedicht Melopee (“schuift met de schuivende maan de kano naar zee”). Dat is een mooie voorbereiding op het expressionisme van dat woordje ‘nog’, dat bij Oosterhoff veel subtieler is dan bij van Ostaijen.

De hond die nog aan boord is lijkt op het eerste gezicht absurd, maar is natuurlijk zo gek niet. Wanneer iemand een schuit koopt met inboedel kan het best zijn dat die hond daar bij hoort. Misschien was er niemand die zich om de nalatenschap bekommerde en ging de hele zwik voor een prikkie naar een nieuwe eigenaar?

Het herhalen van die laatste regel maakt het ijzersterk. We kunnen het lezen als een uitdrukking van de boerenwijsheid “het leven gaat door”: er blijft altijd wel ergens een spreekwoordelijke hond achter wanneer we sterven. We kunnen het ook lezen als een noodkreet, versterkt door de ongebruikelijke woordvolgorde. “Red snel die hond!” was het eerste dat in me opkwam. In dat geval staat de hond model voor de gruwelen van ons bestaan, waar we in het dagelijks leven blind voor zijn.

Over de auteur

- Nederlandstalige schrijver van poëzie, essays en satirische vertellingen. Geboren in 1979. Woont fysiek met vrouw en dochter in Seoul, Zuid-Korea en virtueel op creativechoice.org