R10: Geen boekenwurm of zoiets (einde)
Hij praatte verder, gehaast, driftig, kwaad bijna, maar Evarist hoorde hem niet
goed meer. Hij voelde zich langzaam en opeens vlug oplossen in het donker dat de
voorman thans bijna geheel omhuld had. De grond beefde en sudderde zacht onder
de door de Reuzin bewerkstelligde en in kracht toenemende ontploffingen.
‘Lazer niet in dat gat ginder, we hebben het opengelaten, we moeten nog es met
mekaar praten vroeger of later ’ zei de voorman, zijn hand uitstekend.
Maar Evarist was reeds geheel verneveld en klom, vogelachtige kreten uitstotend,
snel over de kriskras dooreengeslingerde stenen naar de uitgang, naar het droge puin
van zijn huis en de vastgewortelde ranonkel waarin zijn bestaan hechter dan ooit
verankerd lag, met plantenkabels die dwars door de verrotte scharlaken monden en
de madenhopen van het Monster in een vaste, immobiele zandgrond neerdaalden.
Hij holde.
—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.