Gepubliceerd op: maandag 12 november 2018

EI 124: F. Harmsen van Beek – Zo rauw

 

Zo rauw

gaat het toe op die rampzalige terreinen, waar
de geraffineerde gekkin spreekt tot de kruidenier:

Dokter, als mijn geliefde komt zal ik de teergeworden
kersetakken breken en de wimpels verbranden van

mijn wispelturigheid. O als hij komt, die onder
hevig is aan mijn bevalligheid en zich mijn zinnen

ontbinden als loze leliebladeren, zal ik betalen
overvloediger dan bloeiend ik, want God weet dat geld

is als zaad en het is beter te geven dan te ontvangen…
(Maar in een bel boven zijn kop verschijnt het: lul

maar raak) en zij, nog razender: een oude merrie heeft
een trap gekregen waarvan ik niet genezen ben, ik heb

het zelf gelezen, waar Aristoteles van Plato schrijft,
en hij: dat kan wel zijn maar ik heb iets gegeven en

niets terug gekregen en zij: mijn vader! en hij: mijn
geld! en zij getroubleerd: ik zweer u, als de maan

week is en heel wit zal ik het geven: ik, toch zelf
een wassende maan, een zwellende witkalfslederen

beurs vol pure ongerechtigheid, dat is dus afgesproken?
Dus klimt hij op zijn schitterende schat, zijn bakfiets-

dier dat hem terugvoert in het naburig proper dorp,
het hoofd vol geuren van vuilnis, koninklijke stallen en

Hasekamps onvolprezen oude genever. Maar de maan-
den zich vervullen, de verloofdes putten zich uit, de

lege flessen hopen zich op en sneller steeds zich alles
ledigt, vermindert en ontwijkt: in liefde en liefde in

beestachtige grenzeloze onverschilligheid

 
___
Het gedicht valt met de deur in huis, een korte regel, maar hard: ‘Zo rauw’. Het gaat over een kruidenier die zijn geld wil hebben. De vrouw die waren van hem heeft gekocht, staat in het krijt. Zij probeert hem te paaien met mooie beloften. Het geld zal komen als haar geliefde komt. Zij spreekt in een taal die niet des kruideniers is en zij spreekt hem aan als ‘Dokter’, want hij biedt genezing met zijn produkten. Hij denkt: ‘Lul maar raak.’ Hij wil zijn geld. Zij belooft het als de maan vol is. De man stapt op zijn fiets en vertrekt. Het zal nog maanden duren.

Zo’n verhaaltje is bijna niks voor een gedicht, maar F. Harmsen van Beek maakt er een treurig juweeltje van. Dat doet ze door plechtstatige taal tegenover straattaal te zetten, door hyperbolen te gebruiken die haar situatie beschrijven (‘rampzalige terreinen’), door verrassende beelden te gebruiken, door de stijlfiguur apostrofe (‘O als hij komt’), door enjambementen. (Zij breekt een woord in tweeën: ‘onder / hevig’, waardoor extra betekenissen doorklinken. De geliefde is ‘onder water’; hij is volgens haar ‘hevig’ verliefd, sterk onder de indruk van haar ‘bevalligheid’.)

Ze begint met zelfspot (‘geraffineerde gekkin’) Ze gebruikt wonderlijke, maar cynische vergelijkingen: ‘geld / is als zaad en het is beter te geven dan te ontvangen’. Zij presenteert zich als slachtoffer en laat daarbij gebeurtenissen verschuiven, waarbij zij zich identificeert met ‘een oude merrie die een trap heeft gekregen waarvan ik niet genezen ben.’ Zij probeert de kruidenier te imponeren met filosofische kennis. Tenslotte voert ze haar vader op en beweert ze op een metaforische wijze dat ze zwanger is. (zelf / een zwellende maan) Die gepretendeerde zwangerschap is op zichzelf weer heel treurig, want zij is ‘een zwellende witkalfslederen // beurs vol pure ongerechtigheid’. Ze lijkt maar wat aan te rotzooien met de liefde. En dan: ‘dat is dus afgesproken?’
Ze vergelijkt dingen met dieren (‘bakfiets- / dier). Ze eindigt het gedicht zeer lyrisch, maar met een treurige antithese: ‘liefde en beestachtige grenzeloze onverschilligheid’, want ze weet dat die geliefde niet meer zal komen. De lezer denkt terug aan de eerste regel.

De vrouw neemt zich voor haar ‘wispelturigheid’ aan te pakken, maar hoe zegt ze dat? ‘de teergeworden / kersetakken breken en de wimpels verbranden’.
De geliefde is van haar onder de indruk, maar als gevolg daarvan ‘ontbinden’ ‘zich mijn zinnen’ ‘als loze leliebladeren’. Weer die zelfspot. Ze wil betalen, ‘overvloediger’ dan in de liefde of seks. Ze doet zielig.
Het woord ‘beurs’ voor buik of baarmoeder verwijst ook naar geld. Er is de tegenstelling tussen de plaats waar dit zich, bij haar, afspeelt en het dorp, dat spottend ‘proper’ wordt genoemd. De kruidenier ruikt vuilnis, stront en jenever.

Is het nodig dat je weet van Jagtlust, van de talrijke verloofdes van F. Harmsen van Beek? Nee, het gedicht is duidelijk genoeg.

___
 
muizenpoot

Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten
Fritzi ten Harmsen van der Beek
Uitgeverij De Bezige Bij
beschikbaar op DBNL
Over F. Harmsen van Beek verscheen onlangs een biografie door Maaike Meijer onder de titel Hemelse mevrouw Frederike

 

 

 

 

 

Over de auteur

- Dichter, prozaïst,criticus, interviewer.