EI 104: Marlene van Niekerk – In ’n vatting van gekraakte
![]() Stilleven met drie mispels en een vlinder (ca. 1693-1695) |
In ’n vatting van gekraakte plint en pieterselievlinder van ’n ligakkoord op drie ryp mispels. Jy weet waarom jy hulle huis toe bring – dit skeel hul nie dat jy hul lydsaamheid begeer, hul soet vermolmings as dade van jou eie sterflikheid herken. Op hul voetstuk van bewerkte klip, deur ’n skoenlapper besoek, vang jy hul opulente ongetraaktheid vas en weet jou daarby ingereken, raakgetel, eendag, maak nie saak wanneer, in ’n museum met Rembrandts, Ruisdaels en Vermeers – deur jou beste vriende vergesel. |
In een kader van gekraakte plint en peterselievlinder valt een lichtakkoord op drie rijpe mispels. Jij weet waarom je ze hebt meegenomen – het deert ze niet dat je hun lijdzaamheid begeert, hun zoete bederf als een verrichting van je eigen sterfelijkheid herkent. Op het voetstuk van bewerkte steen, door een schoenlapper bezocht, strik jij hun gulle onverstoor- baarheid en weet je daardoor inbegrepen, meegeteld, eens, het maakt niet uit wanneer, in een museum met Rembrandt, Van Ruisdael, Vermeer – door je beste vrienden vergezeld. (Vertaling: Henda Strydom en Marlene van Niekerk) |
___
De zeer fraai uitgegeven bundel In de stille achterkamer van Marlene van Niekerk laat schilderijen zien van Adriaen Coorte (zeventiende eeuw) en Jan Mankes(1889-1920). Eerst de reproductie, dan het gedicht en dan de vertaling, die voor ons Nederlanders misschien niet noodzakelijk, maar dan toch handig is, omdat we sommige woorden niet kennen. Je leest eerst het Afrikaans, dan de vertaling en dan weer het Afrikaans, want de muziek klinkt beter in de oorspronkelijke taal. Dan kun je ook genieten van de Afrikaanse woorden.
De ‘peterselievlinder’ heet in het Nederlands ook “oranjetip”. Coorte heeft hem opgezet en op zijn schilderij boven de mispels vliegend afgebeeld. De vlinder is symbool van de onsterfelijke ziel en voor de kortstondigheid van het leven. De vlinder staat ook symbool voor de drie stadia die de menselijke ziel doorloopt: leven, dood en wederopstanding.
De ‘schoenlapper’ heet ook wel “admiraalvlinder”, maar hij ziet er anders uit dan de oranjetip. Hier neemt de dichteres haar vrijheid.
De mispels op het schilderij zijn rood, maar in werkelijkheid zijn ze eerder bruin. Ze worden pas echt rijp na de eerste nachtvorst. De ‘peterselievlinder’ is juist een voorjaarsvlinder en hij heeft niets te maken met de rijpe mispel. Het schilderij is dus een constructie.
Het gedicht gaat over sterfelijkheid en lijdzaamheid of onverstoorbaarheid en berusting, maar ook over vakmanschap en eeuwige roem en over licht.
Coorte wordt naast de groten van de Nederlandse schilderkunst gezet. In het Mauritshuis hangen ze samen. De schilder herkent het zoete bederf van de vruchten, zoals de dichteres de stilte en de aandacht voor de natuur herkent, of moet ik schrijven: voor wat eens leefde, voor kleur en licht.
‘jy hulle huis toe breng’ is treffender dan de vertaling. De ‘jy’ is natuurlijk Coorte, maar in de vereenzelviging lijkt het woord ook betrekking te hebben op Van Niekerk.
‘vang’ is treffender dan ‘strik’; ‘gul’ is daarentegen beter dan ‘opulent’.
Waarom de beroemde schilders de s verliezen in de vertaling is mij niet duidelijk, wel dat Coorte volgens Marlene van Niekerk een plaats naast deze schilders verdient.
___
In de stille achterkamer
Marlene van Niekerk
Gedichten bij schilderijen van Adriaen Coorte en Jan Mankes
Vertaling door Henda Strydom en Marlene van Niekerk
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021409689