Gepubliceerd op: vrijdag 2 maart 2018

EI 85: Willem Jan Otten – Nestas

 

Onverhoedse voorjaarsdag,
uit ongeveer april
naar januari afgezakt.

Een ekster rukt takjes uit
een vorig nest en krakkemikt
een nieuw, in wintertakkenbos.

Bliksemt in de drang
om man te zijn en voortgeplant.

Er is geen ommekeer die niet
voltrokken kan, schrijft Augustijn,
geen dag te oud om buiten uw gevaar te zijn.

 
___
“Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu”; deze bekende pennevrucht van een begin 12de-eeuwse monnik verleidde Willem Jan Otten tot het volgende gedicht of was het de vleug voorjaar en dacht hij toen aan de monnik en zijn “liefdesklacht”?

De kerkvader Augustinus wordt hier om ritmische redenen Augustijn genoemd. Van hem is bekend dat hij in zijn jonge jaren een vitaal en viriel leven leidde en dat hij na zijn bekering drommels goed wist dat de verleidingen er nog steeds waren en dat een oudere man op zijn hoede moet zijn voor geile fantasieën en aandrang. Gevaar!

In de eerste strofe wordt ‘april’ genoemd, de wreedste maand volgens T.S.Eliot:

APRIL is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.

April is zo wreed omdat het leven en de kleur van het voorjaar je confronteert met je ouder worden en pijnlijke herinneringen naar boven haalt.

Je wordt overvallen in januari door een plotselinge vlaag van voorjaar. We hoeven hier niet te denken aan de opwarming van de aarde. Ook vroeger was er in januari plots een dag die naar lente rook.
Vogels gaan aan hun nesten werken. Hier een ekster die gebruik maakt van een vorig nest. Hij heeft de aandrang eerder meegemaakt. Het woord ‘krakkemikt’ geeft misschien ook aan dat hij het niet zo goed meer kan. De tweede strofe is een mooi voorbeeld van iconisch taalgebruik: de klanken versterken de betekenis. De herhaling van de k en de korte a geeft het geluid van de ekster weer en duidt ook op het slordig, gemakkelijk in elkaar zetten van een nieuw nest.
In de derde strofe vergelijkt de dichter zich met de ekster. Zoals de ekster zijn nest snel klaarmaakt voor de voortplanting, zo zou hij het ook wel (weer) willen. Hij is er te oud voor, maar de aandrang is er nog, verraderlijk en wel. Denk ook aan het verlangen naar een ‘tweede leg’ van oudere mannen.

Maar dan komt de waarschuwing van Augustinus. Natuurlijk heeft Otten Augustinus’ Belijdenissen gelezen. Hij ging hem in zijn bekering voor.

___
 

Genadeklap
Willem Jan Otten
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 9789028270336

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

- Dichter, prozaïst,criticus, interviewer.